Dierproeven op laagste peil in 10 jaar: labo’s schakelen vaker over op alternatieven

In 2023 daalde het aantal dierproeven in Vlaanderen naar 240.833. Dat meldt Vlaams minister van Dierenwelzijn Ben Weyts (N-VA). “Dierproeven zijn een noodzakelijk kwaad, maar we willen een voortrekker zijn in de afbouw van dierproeven in Europa.”

In 2023 werden in Vlaanderen in totaal 240.833 dierproeven uitgevoerd. “Als we abstractie maken van het coronajaar 2020, toen ook veel laboratoria op slot gingen, gaat het om het laagste cijfer van de voorbije tien jaar”, stelt minister Weyts. “Dierproeven zijn een noodzakelijk kwaad. Ze zijn noodzakelijk omdat een dierproef past in bijvoorbeeld kankeronderzoek en er soms echt nog geen alternatief bestaat, maar ook een kwaad omdat dieren er onder lijden en er voor moeten sterven. Als beschaafde samenleving hebben we de plicht om het aantal dierproeven maximaal terug te dringen. Vlaanderen wil een voortrekker zijn in de afbouw van dierproeven in Europa. Dit is een complex en genuanceerd verhaal. Ik merk trouwens bij onderzoekers en andere gebruikers van proefdieren veel bereidheid om het aantal dierproeven verder te verminderen.” Om dat te kunnen realiseren, investeert minister Weyts in nog meer alternatieve methodes. Zo kan de KU Leuven rekenen op 160.000 euro steun voor de ontwikkeling en de verspreiding van proeven met organoïden. Dat zijn kunstmatig gekweekte miniatuurorganen die gemaakt worden uit stamcellen. “Zo kunnen we wetenschappelijke vooruitgang blijven boeken zonder dat er steeds opnieuw, en steeds meer, dierproeven nodig zijn.”

Menselijke cellen

“Dierproeven worden vooral uitgevoerd met ratten en muizen, maar ook met konijnen”, zegt professor Hugo Vankelecom van de eenheid stamcel- en ontwikkelingsbiologie van de KU Leuven. “In geneesmiddelenonderzoek komt uiteindelijk slechts 5 à 10 procent van de veelbelovende geneesmiddelen op de markt omdat men bijvoorbeeld in de laatste stadia vaststelt dat het middel toch toxisch is voor mensen. Dan is 1 of 2 miljard euro verloren, want zoveel kost de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel. Daarom wordt steeds vaker gewerkt met organoïden. Dat zijn mini-organen die we ontwikkelen op basis van structuren die van menselijke oorsprong zijn. In ons labo maken we bijvoorbeeld organoïden met een klein staaltje baarmoederslijmvliesweefsel dat met toestemming van de patiënt wordt weggenomen in het UZ Leuven. Op die mini-organen kunnen we ziekten bestuderen, geneesmiddelen onderzoeken en de toxiciteit testen op echt menselijk materiaal. Zo proberen we de modellen meer relevant te maken. Ook uit pancreas, long of huid kunnen we cellen halen waarmee organoïden worden ontwikkeld. Door nog meer in te zetten op deze techniek zal het aantal dierproeven de komende jaren gevoelig kunnen dalen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier