Kurt Vandemaele
Ine Van Wymersch is zo’n vrouw naar wie ze later straten zullen noemen
Kurt keek op de week
Op zondag noteert onze redacteur wat zijn voorbije week memorabel maakte
Ik tracht wekelijks die dingen op te tekenen die ik wil onthouden. Maar in de trein die me naar Brussel moet brengen is het tafeltje bij mijn zitje afgekraakt. Probeer dan maar te schrijven. Hoezeer ik versteld kan staan van het fenomenaal mooie erfgoed dat in sommige wijken te bewonderen valt, zie ik er altijd wat tegenop om naar Brussel te trekken. Met de wagen begin ik er niet meer aan, met de trein word ik er keer op keer weer mee geconfronteerd dat ons land aan het verloederen is. Overal wil men nieuwe stations bouwen, terwijl de treinen nauwelijks nog rijden. Hoe gaat dat liedje weer van “’k Zei tuut tuut en de statie ging vooruit…”? Niet dat de stations zullen weglopen, want ook de bouwwerken gaan niet vooruit. Waarom niet de oude stations restaureren en zorgen dat de treinen rijden? Het is zomaar een idee.
Het is maar door met elkaar verbinding te zoeken dat onze treinverbindingen beter zullen worden
Ik heb nog idee. Minder automatisering en meer mensen. Het is maar door met elkaar verbinding te zoeken dat ook de treinverbindingen beter zullen worden. Een vrouwelijke conducteur die haar ronde niet kan doen, omdat ze opgehouden wordt door twee jongeren die haar met allerlei smoesjes aan het lijntje houden, wil van geen wijken weten en luistert geduldig naar hun onnozele uitvluchten van hoe ze een onlineticket hebben gekocht, maar de batterijen van allebei hun gsm’s plat zijn en ze dus hun vervoerbewijs niet kunnen voorleggen. Ze vertellen er niet bij dat ze even voordien met diezelfde ‘platte’ mobieltjes zo’n kabaal zaten te maken dat sommige medereizigers een andere wagon gingen opzoeken. De dappere kaartjesknipster maakt het tweetal vriendelijk kordaat duidelijk dat ze bij de volgende halte zullen moeten uitstappen als ze geen ticket hebben… Want er eentje aankopen, daar voelen ze ook niets voor. Waarop de jongens haar lachend zweren dat ze dan de volgende trein op het traject weer zullen opstappen.
In het Zuid-Station laat ik de kaartjesknippende superheldin achter en in de ondergezeikte buurten daarrond loop ik voorbij een koortje Koreaanse activisten dat met krijgshaftige gezangen duidelijk wil maken dat we moeten opstaan tegen die oorlogszuchtige leiders die de wereld willen overheersen. Dapper, denk ik, hoe sommige mensen nooit opgeven, altijd blijven strijden voor een betere wereld. En ik maak een klein vreugdesprongetje denkend aan de recente verkiezingsnederlaag van Erdogan. Als hij kan verliezen en Bolsonaro kan dat, waarom zou Trump dat straks ook niet kunnen? Er is weinig dat hij kan, maar dat moet toch lukken. Ook die gedachte waait weg en maakt plaats voor het gevoel dat de glorie van de buurten waar ik doorwandel intussen ook helemaal is vergaan. En zeggen dat ik nog niet zo lang geleden vrienden naar diezelfde straten meetroonde om ze er de charmes van onze hoofdstad te laten voelen.
Niet dat er mag gelachen worden. De veiligheidsmensen die ons komen oppikken lijken opgeleid door een begrafenisondernemer
Er zijn wellicht ook overheidsinstanties die niet in gebouwen huizen waar daklozen hun smoezelige matrassen in de uitsnijdingen van de zijgevels leggen. Aan het onthaal blaft een vrouw die niet haar beste dag heeft dat ik mijn identiteitskaart in de kaartlezer moet stoppen. De fotograaf die me naar mijn afspraak vergezelt is inmiddels aangekomen. De sticker met daarop zijn naam en foto die hij na de identiteitscontrole ontvangen heeft, plakt hij op zijn kruis. “Op een goed zichtbare plek zei dat mens,” lacht hij. Niet dat er mag gelachen worden. De veiligheidsmensen die ons komen oppikken lijken opgeleid door een begrafenisondernemer. Of ze hebben ook hun beste dag niet.
Ik koop veel boeken, maar lees ze te weinig. Onder meer omdat ik veel te graag films zie.
Maar de vrouw naar wie ze ons brengen verwelkomt ons wel met een gulle lach. Haar hele betoog getuigt van goeie intenties en levenslust. Mocht haar bewegingsvrijheid niet beperkt zijn door haar functie, ik zou graag met haar en met toestemming van mijn vrouw de koffiehuizen afschuimen waar we van gedachten zouden kunnen wisselen. Zij de mijne, ik die van haar. Omdat ik zou willen kunnen denken zoals zij. Ine Van Wymersch is zo’n vrouw naar wie ze later straten zullen noemen, bedenk ik, terwijl ze me toespreekt over de supergewelddadige criminelen waartegen ze het als drugscommissaris opneemt.
Zo onder de indruk ben ik van haar dat ik me op de terugrit zelfs niet stoor aan de zwaarlijvige dames die aan de overkant van de gang de zitjes als fauteuils gebruiken en er ongegeneerd de schoenen op laten rusten waarmee ze daarnet nog door de pis in het Zuidstation liepen. Ik sla het boek open dat ik in ’s lands mooiste boekenwinkel heb gekocht. Jawel, Theoria in Kortrijk. Al zijn er veel andere boekenwinkels waarvoor ik een zwak heb. Het Paard van Troje in Gent, omdat ik daar altijd wel iets vind dat ik niet zoek, Limerick in datzelfde Gent, dat niet toevallig rijmt op slimmerik en Stad Leest in Antwerpen, met een uitbater die zo goed over boeken kan vertellen dat hij maar een titel moet uitspreken en iets later sta ik ermee aan zijn kassa. In Brugge zijn er zoveel goeie boekhandels dat ik er niet kan gaan wandelen zonder met een nieuw boek thuis te komen. Ik koop veel boeken, maar lees ze te weinig. Onder meer omdat ik veel te graag films zie. Ik heb een filmvertoning verdiend, zegt mijn hoofd. En ik beloon mezelf met Nicolas Cage. Als die goed is, is hij geweldig. En in ‘Dream Scenario’ is hij goed. Geweldig, niet?
O, maar wacht eens, ik had het nog over het boek dat ik opensloeg. ‘Morele ambitie’ van Rutger Bregman. Op pagina 161 stelt de auteur zich de vraag wie er durft mee te dromen van een betere toekomst. Ik zal het hem sturen: Ine Van Wymersch. Maar ik ben dus naar de bioscoop geweest. Omdat ik het verdiend had en omdat Nicolas Cage wou zien. Wist je dat hij het neefje is van Francis Ford Coppola? Nonkel Francis castte hem op jonge leeftijd in ‘Rumble Fish’ en iets later ook in ‘The Cotton Club’. Cage dropte zijn familienaam om zich niet te laten kooien of kisten door de naam ‘Coppola’. Je zou kunnen zeggen dat hij zelf ontsnapt is uit een droomscenario.
Nicolas Cage is al veel te vaak getrouwd geweest en vaak met veel te dure vrouwen.
Je achternaam droppen, ook al opent net die ontzettend veel deuren, het was maar één van de ontelbare risico’s die hij nam. Er zijn van die filmsterren die zo getalenteerd, aantrekkelijk en slim zijn dat ze uiterst selectief kunnen zijn en uit het overaanbod aan goeie rollen alleen de beste kiezen, waardoor de verwachtingen altijd hoog gespannen zijn als ze met een nieuwe film aankomen. Maar Cage is dan wel hypergetalenteerd en ver van een lelijke donder, in zijn glorietijd week zijn look al iets te zeer van de norm af om deel uit te maken van dat select clubje sterren dat zichzelf super mocht noemen. Bovendien had hij altijd een voorkeur voor rollen die net dat tikkeltje anders waren. Wat hem ook boeiender maakte dan de mooie jongens die de toplaag bevolkten. Cage speelt rare snuiters die heel herkenbaar zijn. Waarmee hij constant duidelijk maakt dat we allemaal vreemde vogels zijn. Het was trouwens voor een rol van zo’n gek dat hij zijn enige Oscar won, voor zijn hoofdrol in ‘Leaving Las Vegas’ in 1996.
‘Dream Scenario’ is de zoveelste comeback van Nicolas Cage. Niemand heeft zoveel slechte films gedaan. Daar heeft hij een goeie reden voor. Hij is al veel te vaak getrouwd geweest en vaak met veel te dure vrouwen. De bekendste was Priscilla Presley, dochter van… Van zijn vier kinderen zijn er bovendien ook twee van andere vrouwen dan de vijf waarmee hij ooit in het huwelijk trad. En dat niet alleen, de man is spilziek. Ooit had hij 17 huizen, waaronder twee kastelen in Europa. De dinosaurusschedel waarvoor hij jaren terug 276.000. dollar betaalde op een veiling, moest hij teruggeven aan de Mongoolse regering omdat die gestolen bleek. Op de duur had de acteur miljoenen schulden en zag hij zich gedwongen om jarenlang zijn talent te verspillen aan ondermaatse projecten om zich uit de rode cijfers te werken. Vandaar dat hij op zijn 60 maar liefst 120 films op zijn actief heeft. Twee derden ervan zijn te mijden. En dan spreek ik over ware troep, onverdund afval, stinkend grut waar rioolratten de neus voor zouden ophalen. Een vijfde ervan zijn meesterwerken. Films die je voor altijd meedraagt. Snap je mijn zwak voor Cage? Ik ben er zeker van dat je hem niet in je omgeving wil hebben. Maar zelfs al ken je zijn werk niet, je moet sympathie voor hem hebben omdat hij een doorzetter is, een durver, een avonturier.
In ’Dream Scenario’ is hij heel goed gecast. Zijn personage, Paul Matthews, is alles wat Cage niet is: kaal, doorsnee, saai en onzichtbaar. Hij is dan wel professor in de biologie, hij kan geen van zijn studenten boeien. Niemand ziet hem echt staan. Tot hij in al zijn dufheid in andermans dromen begint te verschijnen en mensen hem gaan herkennen. Maar niet op de manier die hij gehoopt had. De film is een commentaar op de menselijke obsessie met roem. En tegelijk vertelt hij ook wel iets over hoe we met al onze technologie blijven rotzooien met het menselijke verstand en alsmaar verder afdrijven van wie we werkelijk zijn. Er mag gelachen worden. Jawel, ‘Dream Scenario’ zit vol humor. Maar je zult ook enkele gedachten meenemen die je nog een tijdje kan herkauwen. En als Cage nog geen speciaal plekje had in je hoofd, dan zal hij dat nu wel hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier