Kurt Vandemaele
Slechts door vragen te stellen, vind je antwoorden
Kurt Keek op de Week
Onze reporter over wat hij van de voorbije week in zijn geheugen zou willen opslaan
In mijn tijd was de zomer altijd voorzien van een soundtrack. Vaak onnozele deuntjes waarmee de reismonitors op de campings in het verre of minder verre zuiden de kindjes tot heupwiegen trachten aan te zetten terwijl mama en papa zich een stuk in de kraag dronken met de nieuwe vrienden waarvan ze zich het volgend jaar afvroegen wie die mensen ook alweer waren: ‘Zij was toch een blonde hé? Of was ze een brunette?’ Flarden van de lambada en de macarena bonken tegen de muren van mijn bovenkamer terwijl ik eraan terugdenk. Ik hoor nog net een stem kwelen van ‘Sex on the Beach’ terwijl ik me de bedenking maak dat de oorwurmen die met de hitte leken te komen zoals zoveel ongedierte zijn uitgestorven.
Hij is weer voorbij die euh… mooie zomer
Misschien hebben de kinderen geen verstrooiing meer nodig, want de ouderlijke zuipfestijnen behoren ook grotendeels tot het verleden. Dat ligt heus niet alleen aan het gebrek aan dorstige dagen. Toegegeven, je had maar je tong uit te steken of de engeltjes zorgden in deze beroerde zomer voor het nodige vocht. Maar er is meer aan de hand: de mens gebruikt zijn verstand. We consumeren minder alcohol. Het bier dat we drinken is alsmaar vaker alcoholvrij.
Als nuchtere bleekscheten komen we de zomer uit. De sport kon wel één en ander goedmaken terwijl we dan maar binnen voor ons scherm zaten, maar wil het najaar even hard tegenvallen als het voorjaar, dan duiken we straks weer de donkerte in, zonder dat we onze noodzakelijke portie zonlicht hebben gehad. Of ‘Zomerlicht’, zoals Gary Hagger zingt in zijn liedje over ‘dat licht dat de duisternis verdrijft tot van je zorgen niets meer overblijft’. De wereld heeft natuurlijk veel zorgen. Eigenlijk hebben we meer dan ooit een extra portie licht nodig. De voorbije week was mooi, maar de regen van vrijdag was genoeg om Gerard Cox in mijn hoofd te laten zingen van ‘Hij is weer voorbij die mooie zomer’.
Zegt je niets? Nochtans ooit wereldberoemd in onze contreien. Probeer maar eens in Google of YouTube. Meer dan ‘Hij is w…’ zal je niet moeten tikken. Terwijl Gerard Cox eigenlijk zong van ‘’t Is weer voorbij die mooie zomer’ en niet van ‘hij’. Non-binaire voornaamwoorden kenden ze toen nog niet. Maar blijkbaar kon de zomer toen ook onzijdig zijn. In ieder geval, Gerard is intussen een kranige tachtiger. Het is inmiddels meer dan 50 jaar geleden dat hij zong van ‘Die zomer, die begon zowat in mei’. Niet anders dan in deze verhitte tijden. Alleen was de zomer dit jaar op alle vlakken uitzonderlijk. Hij kwam uitzonderlijk laat, was uitzonderlijk nat en hij werd voorafgegaan door een gruwelijk grauw en plensnat voorjaar, dat bovendien kil was. Ook al brak de wereld nog maar eens een warmterecord, hier was het te weinig. Maar wie weet kijken we binnen tien jaar op deze zomer terug als deze waar er nog dagen onder de veertig en zelfs veel onder de dertig graden waren.
Aan de goden mag je vragen wat haast niet te geloven is. Daar dienen ze voor
Intussen moeten we het ermee doen. En draai of keer het zoals je wil, de hoogzomer is voorbij. Zelfs de fenomenale nazomer waar ik op hoop zal me niet van het gevoel kunnen verlossen dat we het licht en de warmte te vroeg moeten inleveren. De wereld mag dan opwarmen als een snelkoker, ik vraag dat de weergoden voor één keer een uitzondering maken. Als ze ons dat extraatje gunnen, mogen ze ter compensatie de Zuidpool weer in de diepvriezer stoppen waar ze thuishoort. Maar laat ons nog wat zomeren. Al was het maar omdat onze jeugd extra zwemlessen nodig heeft. Geef ons heden nog even rustig water waar de woelige warmbloedigen voorzien van zwembandjes in kunnen ronddobberen tot ze de zon zien zakken in de zee. Waarna ze samen de stranden gaan schoonmaken die ze eerder in de dag bezoedeld hebben. Aan de goden mag je vragen wat haast niet te geloven is. Daar dienen ze voor. En laat de jongeren ook lezen op het strand. Ook tussen de regels, als het even kan.
Want daar blijken we niet meer toe in staat. Ik doe er alles aan om te kunnen lezen wat er staat. Als een schrijver deze week zegt in een tijdschrift dat zich onafhankelijk noemt – een bewering die je onderhand ook met een ferme korrel moet nemen – dat hij achter een struik scheet en zijn reet reinigde met enig aanwezig mos, moeten we niet gaan vrezen dat iedereen achter een struik zijn gevoeg gaat doen. Nee, de schrijver schijt wel vaker tussen de regels. Wie een beetje neus heeft voor zulke zaken weet wanneer het stinkt. En er wordt door andere partijen heus veel meer stank geproduceerd.
Nergens kan ik ongelezen letters verdragen
Ik lees veel. Zoveel dat ik geen letter aan mijn ogen kan laten voorbijgaan. Met het gevolg dat ik tegenwoordig ook veel te weinig boeken lees. Je ziet tegenwoordig overal letters. Ik ging vanmiddag nog even rondlopen in het centrum en stootte daar plots op een groot opschrift dat zei: ‘Wij helpen u genieten van de geluiden waar u van houdt’. Ik spitste de oren en was benieuwd of ik zou kunnen zeggen welk vogeltje er floot, maar het was een dode mus. Ik bleek op een reclame voor hoorapparaten uit te kijken. Geen raam is nog veilig voor een boodschap van algemeen of veel minder nut. Een erfenis van de lockdown. Opeens bleek iedereen een dichter. Gelukkig is het nu wat verminderd en hebben op veel plekken de ruitenwissers hun werk gedaan, maar er waren tijden dat mijn pogingen om dagelijks 10.000. stappen te zetten mislukten doordat de letters me tegenhielden. Het gebeurt nog dat ik veel te lang weg ben als ik ga wandelen. “Op café geweest? Weer volk tegengekomen,” zegt mijn vrouw dan weleens. “Nee, te veel tekst gezien,” probeer ik dan. Soms is de waarheid ongeloofwaardig.
Nergens kan ik ongelezen letters verdragen. Op conserven, reclamepanelen of op mensen wiens kleren me iets willen verkondigen. Als ze me voorbijlopen, hou ik ze soms tegen: ‘Stop even dat ik je kan lezen.’ In de trein hangen er tegenwoordig ook overal boodschappen. Je leest er vooral dat niemand nog kan lezen. ‘Hou het fijn in de trein’ staat er, maar vaak waan je je in een luidruchtige varkensstal op wielen. ‘Stil bellen kan tellen,’ hangt er ook overal. Met als onderschrift ‘Bel niet te luid in de trein’. Dat zou er best in 27 talen mogen prijken. Nee, letters en Nederlandse woorden volstaan al lang niet meer. Maar zelf krijg ik er niet genoeg van. Als het enigszins kan, wil ik bladeren. Je zal me nooit aardappelen zien schillen in een oude krant. Daarvoor is het papier me veel te dierbaar. Blij dat we zuiniger met de bomen omspringen, maar tegelijk mis ik de papieren tijden, toen ik fortuinen aan magazines uitgaf. Onlangs liep ik in Antwerpen de magazinewinkel IMS binnen, kort voor International Magazine Store. Meer dan 10.000. verschillende titels hebben ze er. Je kunt het je niet inbeelden of er bestaat een gespecialiseerd magazine over: fietsen, wandelen, reizen, eten, drinken, geschiedenis, boksen, judo, computers, theater, film, fotografie, boeken, postzegels, alle muziekgenres, sigaren, pijpen (niet het werkwoord), wijn, bier, eten, chocolade, mode, smaak en het gebrek eraan, literatuur, filosofie, psychologie, kunst, lifestyle, gezondheid en het gebrek eraan, wellness, wapens, meditatie, oorlog en vrede en tientallen andere onderwerpen.
Tegenwoordig blijkt men vergeten hoe een goed gesprek gevoerd wordt
Veel van die tijdschriften zijn collector’s items. Er zijn er met gekartelde bladen, met glanzende, dunne, dikke, lichte en er zijn magazines die zo kolossaal dik zijn dat je ze haast niet alleen kunt dragen. Wat je ook meer en meer vindt, zowel in de boeken- als de snel verdwijnende krantenwinkels: doosjes met kaarten vol suggesties om te beletten dat je de mensen met wie je een ‘gezellige’ avond doorbrengt, gaat vervelen. Vroeger volstond een goed gesprek, tegenwoordig blijkt men vergeten hoe zo’n gesprek gevoerd wordt. Er is bijvoorbeeld ‘Vertellis’, een doosje vol hints voor plezier en betekenisvolle gesprekken voor het hele gezin. Of ’50 uitdagende vragen in een blikje’. Er zijn doosjes voor kinderen, voor vrienden, voor ouders, voor kennissen en doosjes waar een duiveltje uitspringt. Forrest Gump zei dan wel: ‘Life is like a box of chocolates’, nu blijkt dat het een ander doosje is, een doosje met vragen of thema’s, levenslessen soms. Overal waar je tegenwoordig kijkt, Instagram, Tiktok, Windows en andere ramen, je treft er moralistische citaten aan die ons vertellen hoe we moeten leven. Terwijl ik de indruk heb dat niemand het nog weet. Zelf heb ik thuis verschillende boeken met vragen. Vroeger liet ik mijn kinderen die openslaan en stelde ik hen een vraag die ik aflas van de bladzijden waarop het boekje geopend lag. Tot er een dag kwam dat ze geen vragen van hun vader meer wilden beantwoorden. Maar ik blijf erbij dat het slechts door vragen te stellen is dat je antwoorden vindt. Ik verliet de winkel met een kruiwagen aan tijdschriften en kon het toch niet laten om even later ook nog een boekenwinkel binnen te stappen. Zoals altijd was ik van plan om er zeker niets te kopen, maar iedere keer bewijs ik dat goeie voornemens nooit standhouden. Even later stapte ik weer buiten met een boekje dat onderhand vijf jaar oud is maar actueler klinkt dan ooit: ‘Que faire des cons? Pour ne pas en rester un soi-même’ van de Franse filosoof Maxim Rovere. Ik vond het in de Engelse vertaling. ‘How to deal with Idiots?’ And stop being one yourself.’ Aan de titel te horen zou dit verplichte schoollectuur moeten worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier