Kurt Vandemaele

Misschien moeten we allemaal wat meer gaan leven

Kurt keek op de Week

Onze reporter over wat hij zich zou willen herinneren van de voorbije week

Wat was er deze week memorabel? Ik zit me luidop de vraag te stellen, wanneer mijn oudste dochter, die net even langsloopt, me een quote onder de neus schuift die ze speciaal voor mij uit een recent nummer van De Standaard der Letteren heeft geknipt. Het is een uitspraak van Marjoleine de Vos: “Vroeger vond ik het schandalig dat dingen werden vergeten. Want wat is de zin van iets meemaken als je het toch niet onthoudt? Vandaag denk ik: “Het belang van de dingen is dat je ze lééft.”

“Is dat jouw manier om te zeggen dat ik meer moet leven, meer moet meemaken in plaats van te zoeken naar wat memorabel is in het leven?” reageer ik.  Ze trakteert me op een gulle lach en plooit haar armen voor zich uit, terwijl ze haar handpalmen laat zien. Ik vraag me af of haar beweging ook in gebarentaal ‘Wie weet?’ wil zeggen. Ik verklap haar niet dat alles wat er voor mij qua gedenkwaardigheid uitsprong deze week over sterven gaat. En dan heb ik het niet eerns weer over de vele doden in de veel te vele oorlogen. Waardoor ik tot dezelfde conclusie kwam: misschien moeten we allemaal wat meer gaan leven.  Niet toevallig heet het nieuwe boek van Marjoleine de Vos: ‘Zo hevig in leven’. Eentje voor mijn Time to read. Zo heet de campagne van Knack die ons tot lezen wil aanzetten. Nee, niet tot leven, tot lezen…

‘Wolf’ is zo heftig dat ik het boekje af en toe opzij moet leggen om naar adem te happen

Het besef dat ieder elektronisch apparaat ieder moment van op afstand tot ontploffing kan gebracht worden, heeft me nog niet van de schermen weggerukt. En dan zijn er nog de kranten en tijdschriften. Maar ik probeer boeken te lezen, jawel. Al vind ik ‘Wolf’ van Lara Taveirne, waar ik nu in bezig ben, zo heftig dat ik het boekje af en toe even opzij moet leggen om naar adem te happen. Hoewel Lara beslist veel lichtheid in het waar gebeurde verhaal stopt van haar eigen broer die op zijn achttiende naar Lapland trok om er geheel in de stijl van ‘Into the Wild’ te sterven. En net zoals de jongeman uit de film van Sean Penn voelt zijn tocht naar het einde helemaal niet loodzwaar aan. De jonge Wolf trok in de donkere decembermaand van 2012 naar een ver afgelegen bos in het noorden van Zweden en legde er zich in de sneeuw met zijn dagboek op zijn lichaam gebonden. Pas zes maanden later, nadat de dooi was ingetreden, werd zijn lijk gevonden. “Je wilde verdwijnen. En toch verlangde je er ook naar om door middel van dat dagboek te blijven bestaan,” schrijft Lara op pagina 63.

‘De mensen bedoelden het troostend toen ze op hun kaartjes schreven dat de herinneringen zouden blijven. Maar eerlijk, dat deden ze niet. Ik herinner me je steeds minder. Toch wil ik over je schrijven’ (uit ‘Wolf’, pag. 29)

Je kan je niet inbeelden hoe waanzinnig pijnlijk en tegelijk heel troostend het moet geweest zijn voor zijn ouders, broer en zussen om het relaas van zijn tocht te lezen. Lara zelf bouwde een schrijverscarrière uit in de twaalf jaar sinds hij er niet meer is. Haar drie vorige boeken waren doordrongen van pijn, gemis, verdwijnen en de dood, maar ook de frivoliteit en de verwondering zat erin. Twaalf jaar heeft ze nodig gehad om alles te laten bezinken. Uit haar boek, dat even prachtig is uitgegeven als het geschreven is, alsof het een dierbaar dagboekje is, blijkt dat een van de vele opties die openlagen in het jonge leven van Wolf misschien wel die van een schrijverscarrière was. Want naast de zorgvuldig gekozen en goed gedoseerde woorden van Lara, krijg je ook mooi geformuleerde passages uit het dagboek van haar broer. De vier letters van zijn naam staan op de cover opgesteld tegen een sterrenhemel alsof ze de vier windrichtingen aanduiden. Waardoor je ze even gemakkelijk omgekeerd leest, als FLOW, en Wolf in beweging blijft, in leven.

En hij leeft ook in dit boek, waarin Lara af en toe haar broer aan het woord laat en waarin ze haar eigen ondraaglijke gedachten en herinneringen heel treffend en pakkend verwoordt. De mix van de bedrieglijke lichtheid van zijn woorden en haar impressies en gevoelens waarin tederheid, verwarring en droefenis elkaar voortdurend afwisselen maken van ‘Wolf’ een uniek boek waarvoor iedereen tijd zou moeten nemen om het te lezen.

“Heb je zelfmoordgedachten? Hulp is beschikbaar. Praat vandaag nog met iemand, bel de zelfmoordlijn op 1813” staat er niet toevallig op een lege en ongenummerde bladzijde aan het eind van het boek

Goed voor Aron Wade dat hij op een zachte, intieme en menselijke manier mocht gaan

De week was nauwelijks begonnen of de dood van Aron Wade beheerste het nieuws. Ik kan niet zeggen dat ik de man ooit in een film of serie aan het werk heb gezien. Met andere woorden, hij kreeg nooit de kans om indruk op me te maken, maar vreemd genoeg kon ik me zijn gezicht meteen voor de geest halen. Er zijn natuurlijk veel acteurs of mensen uit creatieve beroepen die gefrustreerd door het gebrek aan kansen en erkenning, van burnout in depressie donderen. Eigenlijk is het leven veel makkelijker als je niet de drang hebt om je te bewijzen. Maar er bleek veel meer aan de hand. Het boek dat Aron Wade in 2017 schreef, ‘Eerlijk met mezelf’, was eigenlijk een lang verslag van de klappen die hij in de vele fases van zijn leven kreeg, klappen waar hij niet meer van herstelde. Uppercuts die diepe wonden achterlieten die bleven etteren. Goed voor hem dat hij op een zachte, intieme en menselijke manier mocht gaan.

Als het leven je aan de lopende band opdonders verkoopt, waarvan je mentaal en fysiek niet meer kunt bekomen, is het een teken van beschaving dat de maatschappij je het recht op een waardig levenseinde gunt. Het is een manier om je een liefdevol afscheid te gunnen van een leven dat niets meer te bieden heeft. Beter dan dat je er zelf een einde aan moet maken, al is het op een efficiënte en propere manier, zoals met de Zwitserse zelfmoordcapsule die deze week ook in het nieuws kwam.

In Zwitserland zegt de wet dat hulp bij zelfmoord er toegelaten is, zolang het maar niet met zelfzuchtige motieven gebeurt. Het is ook niet dat er daar compleet lichtzinnig wordt mee omgesprongen, even goed moet je toerekeningsvatbaar zijn en uitbehandeld. Dat laatste geldt ook voor psychisch lijden. Slechts als duidelijk is dat je niet meer kan geholpen worden, is er een wettelijk kader en kan je met de hulp van een euthanasievereniging uit het leven stappen. Maar dan moet je het wel zelf doen. Je moet zelf gif innemen, zelf op een knopje drukken. Euthanasie waarbij de dokter die taak op zich neemt, is er strafbaar. De dokter geeft je er een voorschrift, maar blijft bij de uitvoering uit de buurt. En net zoals er bij ons een zeker euthanasietoerisme bestaat, gaan er daar verschillende honderden mensen per jaar gebruikmaken van de zelfmoordmogelijkheden die de wet er biedt.

Mijn eigen moeder nam met euthanasie afscheid van het leven en van haar drie kinderen. Het was een warm moment vol liefde en tederheid. We zijn de organisatie LEIF en dokter Wim Distelmans eeuwig dankbaar. Mijn vader vroeg 20 jaar geleden dag na dag om te mogen gaan. Ik bezocht hem zowat dagelijks in de zorginstelling waar hij vertoefde en heel dikwijls was het eerste wat hij vroeg: ‘Heb je geen mes bij?’ En dan toonde hij zijn pols en maakte er een snijbeweging over. Dat wil je niet meemaken, niet als vader en niet als zoon. Straks ga ik dementeren en is de wetsuitbreiding nog niet toegelaten. Ik hoop dat ik nooit dezelfde vraag aan mijn kinderen ga stellen.

Er wordt veel gestorven in ‘Sterben’ en nooit op een manier die je zelf wil meemaken.

De dood is een thema dat me bezighoudt. Vandaar wellicht dat ik me niet liet afschrikken door de naam van de film ‘Sterben’, een inktzwarte Duitse tragikomedie die momenteel in de betere bioscopen loopt. De film mag dan enkele prestigieuze prijzen gewonnen hebben en zeer terecht uiterst positieve recensies krijgen, een kaskraker zal hij niet zijn. Dat de prent drie uren duurt helpt natuurlijk niet. Persoonlijk heb ik me geen seconde verveeld. We zaten met zijn vijven in een zaal die plaats bood aan honderdvijftig personen. Oké, vrolijk word je er niet van, ook al valt er best veel te lachen met de vaak bijtende humor. En de vertolkingen zijn werkelijk zo doorleefd en verbijsterend goed dat ze naar Oscars ruiken, terwijl de symfonie die een van de personages schrijft en een ander dirigeert terwijl we erop toekijken dan weer zeer aangrijpend is. Ze heet net als de film ‘Sterben’. Die film stelt het leven in vraag en laat zien hoe mensen ongeneeslijke kwetsuren oplopen wanneer ze opgroeien zonder liefde en warmte. Dat regisseur Matthias Glasner van een autobiografisch verhaal spreekt, maakt het ontzag voor zijn prestatie alleen maar groter. Het begint allemaal met een vrouw die in haar eigen uitwerpselen op de grond zit terwijl haar dementerende man in zijn blote kont loopt rond te dolen. Ze heeft haar zoon aan de lijn, best een gevoelig man zo gaan we gaandeweg ontdekken, maar net als haar dochter snelt hij niet meteen te hulp. Ieder personage sleurt zoveel bagage mee dat het verwonderlijk is dat ze nog vooruit geraken. Er wordt veel gestorven in de film en nooit op een manier die je zelf wil meemaken. Het is een prent waarin je scènes ziet die je nooit gezien hebt en niet snel in een andere film zult zien. Zo zit er een fragment van een klassiek concert in waardoor je het weleens zou kunnen besterven van het lachen. Als dat geen mooie dood zou zijn.

Heb je zelfmoordgedachten? Hulp is beschikbaar. Praat vandaag nog met iemand, bel de zelfmoordlijn op 1813

I

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier