Kurt Vandemaele
Zelden zijn we vriendelijker voor elkaar dan wanneer we met onze eigen sterfelijkheid geconfronteerd worden
Kurt keek op de week
Onze reporter over de momenten uit de voorbije week die hij een plaatsje in zijn geheugen gunt
Het zal weer even wennen zijn als we straks ’s avonds niet meer voor het donker thuis zijn. Dat de wereld aan het uitdoven is. Misschien wordt het wel nooit meer klaar. Zou kunnen, als je ziet hoe de vele machtige idioten onze planeet naar de verdoemenis trachten te helpen. Niet dat we nu al helemaal in het donker zitten. We doen het dan wel met minder licht, de klaarte waarmee we de voorbije dagen verwend werden, was bij momenten van een onovertroffen schoonheid. Een mens zou zowaar fan worden van de herfst.
Het is die laaghangende zon die van onze wereld een kunstwerk maakt. Zalig wandelen is het: je lijf met wat beweging op temperatuur brengen om je gezicht te laten strelen door dat strijklicht dat haast een pijnstillend effect heeft. Van zo’n zalvende zachtheid is het. Zuinig licht dat volstaat om de herfstbladeren nog wat meer in het oog te laten springen terwijl ze zich voor ze gaan vallen nog even vastklampen aan het leven. Ze halen daarbij al hun kleur uit de kast. Hun laatste groen vermengen ze met meer tinten rood, oranje, geel en bruin dan Vincent Van Gogh, William Turner en Emile Claus samen uit hun paletten kregen. Kleuren die zo hemels afsteken tegen het herfstblauw dat het luchtruim overspant, dat zelfs een verstokte ketter in God zou gaan geloven.
Ieder kerkhof is een park vol verhalen
De belichting heeft ermee te maken dat ik in deze tijd van het jaar graag op begraafplaatsen rondhang. Je hoeft geen pro te zijn om clair obscurs te schieten bij zonnig herfstweer. De lange schaduwen maken het zonlicht nog mooier. En hoewel het kerkhofbezoek fel verminderd is, worden de overledenen nog altijd massaal in de bloemen gezet. Een bonus dat het kijkplezier nog verhoogt. Maar ook zonder chrysanten of andere kerkhofbloemen vertoef ik graag tussen de graven. Ieder kerkhof is een park vol verhalen. Verhalen die er ons telkens weer aan herinneren dat we slechts kleine mensjes zijn. Zolang we niet in het graf liggen, kunnen we maar beter de voeten op de grond houden.
Eigenlijk kom ik het liefst op oude kerkhoven, waar een graf nog groots en immens mocht zijn. Vroeger waren er minder regeltjes over afmetingen, hoogte en diepte. Nu de meesten onder ons zich laten cremeren, is de grafcultuur helaas aan het verdwijnen. Vroeger zei men ook al dat we gelijk waren in de dood, maar toen was dat natuurlijk een leugen. De graven waarin baronnen, graven of andere edellieden lagen die zich bij leven meer mochten veroorloven dan zij die het zonder titel moesten stellen, waren vaak voorzien van immense grafmonumenten. Het waren praalgraven of echte kapellen, soms groter dan de tiny houses die nu erg in zwang zijn. De meeste daarvan werden er neergezet als bewijs van de macht of het geld van de familie waar de overledene deel van uitmaakte. Nu ja, als ze dood zijn, mogen ze van mijn part grote sier maken. Het maakt niets uit: ze blijven kleine mensjes. Mensen die zich verheven voelen boven de anderen zijn beter onder de grond dan erboven.
Liefst van al dwaal ik rond op wat verkommerde begraafplaatsen, waar gebroken grafstenen overwoekerd zijn door onkruid. Ik vind het mooi als de letters van de namen op de zerken net als zij die eronder liggen, gesneuveld zijn. Alles is vergankelijk, iedereen sterfelijk. Dat voel je ook op begrafenissen. Daar heerst een verbondenheid tussen mensen, ze steunen en ondersteunen elkaar, omdat we allemaal hetzelfde lot beschoren zijn. Let er eens op wanneer je op allerheiligen of allerzielen op begraafplaatsen komt, mensen zijn er ongewoon vriendelijk. Er hangt eenzelfde verbondenheid als op begrafenissen, een menselijkheid zoals ze elke dag zou moeten zijn. Zonder dat mensen het uitspreken, zeggen ze met elk gebaar: laten we lief zijn voor elkaar.
“Op een begraafplaats zie je het hele leven weerspiegeld,” vertelde historicus Dominiek Dendooven me ooit toen hij me meenam naar de oude begraafplaats van Ieper. “Heel veel liefde en affectie ook. Je denkt er aan mensen die je zijn voorgegaan en ook aan de mensen die na je zullen komen. De dood is een van de ankerpunten van het leven.”
Als we onze doden gedenken, voelen we onze eigen sterfelijkheid en zijn we liever, zachter voor elkaar. Alhoewel, sinds Halloween ook bij ons de 31ste oktober opeist op onze kalender, jaagt het idee van de dood ons wel eens de stuipen op het lijf. Halloween benadrukt graag de akeligheid en gruwelijkheid en in de bioscoop laat men rond deze tijd horrorfilms op ons los. Soms sluipen elementen van de Latijns-Amerikaanse ‘Dia de los muertos’ de feestelijkheden binnen. Daar offert men voedsel en drank offeren aan de doden en gelooft men dat de overledenen de ziel van het voedsel tot zich nemen. Wat de aanwezigen vaak niet verhindert om al het lekkers dat ze hebben meegebracht zelf te verorberen.
‘Wij maken films zonder geld. Daarom moet u er bijna niets voor betalen.’
Voor mij mag het zonder toeters of bellen. Zonder horror of andere akeligheid. “We laten te weinig stilte toe in ons leven,” hoorde ik vrijdag Peter Van den Begin nog zeggen in ‘Waarom Wettelen?’ Een absurde film die niet toevallig in deze tijd van het jaar uitkomt. In zijn regiedebuut, een wandelende roadmovie, vertelt schrijver Dimitri Verhulst het verhaal van een uit elkaar gedreven familie waarvan de leden door een sterfgeval elkaar terugvinden. Er is ruimte voor een lach en een traan, bepaalde geheimen komen door de dood eindelijk aan het licht en leiden tot enkele knotsgekke situaties. De personages stappen drie dagen lang in een begrafenisstoet om een vrouw naar haar laatste rustplaats te begeleiden. Het speelt zich allemaal af in een wereld die goed op de onze lijkt, maar het is ook een wereld waarin een plek als Wettelen bestaat. Zo goed als echt dus. Is het een goeie film? Laten we zeggen dat je met de aankoop van een bioscoopticket geen geld verspilt, zeker niet nu je met de campagne van het Vlaams Audiovisueel Fonds een extra bezoeker gratis mag meenemen als je een ticket voor een Vlaamse film koopt; ‘De beste cinema beleef je samen’, is de slogan van de actie van het Vlaamse filmfonds. ‘Eigen films eerst’ zou buiten Ninove, Ranst en Izegem wat raar geklonken hebben, niet? Al zouden ze het ook eerlijk mogen zeggen: ‘Wij maken films zonder geld. Daarom moet u er bijna niets voor betalen.’
Nee, Vlaamse filmmakers worden niet rijk als ze uitsluitend hier films maken. Geen wonder dat Erik Van Looy al jaren ‘De slimste mens ter wereld’ presenteert. Dimitri Verhulst was deze week trouwens één van de deelnemers. Om zijn film te promoten en om wat euro’s bij te verdienen. Want na het zien van zijn film, wou ik hem net zeggen: ‘Dimitri, ik zou voor dat filmmaken niet meteen mijn hoofdjob laten varen, mocht ik in jouw plaats zijn.’ In interviews vertelt hij dat het filmmaken misschien wel zijn toekomst is, meer dan het schrijven. Misschien komt hij wel op andere gedachten als de paletten van zijn recentste boek ‘Bechamel Mucho’ die nu op Boektopia opgestapeld liggen, straks allemaal de deuren van Kortrijk Xpo uitgaan.
Liever Boektopia dan de Boekenbeurs
Al zullen het de eerste dagen misschien nog de rouwboeken zijn, die het goed zullen doen. Of spreken we beter van troostboeken? Aangrijpende bestsellers als ‘Wolf’, waarmee Lara Taveirne haar overleden broer terug wil schrijven, of ‘Treurwil’ waarin Rik Van Puymbroeck het verdriet om de vele mensen die hij verloor in de ogen tracht te kijken. Boeken waarin je woorden vindt om met je eigen pijn en gemis om te gaan. Er zouden dozen Kleenex bij geleverd moeten worden. ‘Omdat we hier niet genoeg over spreken’ van de makers van de podcast ‘Onbespreekbaar’ vertelt je hoe je moet omgaan met rouw. En doet het momenteel ook goed aan de kassa. Alison Roels heeft veel zulke titels in haar Gentse troostwinkel staan. Toen haar man stierf aan darmkanker, zocht zij naar manieren om de onmacht te hanteren, om niet helemaal van de baan te gaan. Het restaurant waar zij en haar man Tom 7 jaar lang een restaurant hadden uitgebaat, werd een winkel. Hij koos nog zelf de naam toen hij ziek was: ‘Splinter’. Hij had zijn zonen al naar een personage uit ‘Ninja Turtles’ genoemd, de winkel kreeg de naam van de vaderfiguur uit zijn favoriete tv-reeks. Hij dacht toen nog dat ‘Splinter’ een damesboetiek zou worden. Maar zijn vrouw maakte er een troostplek van waar je allerlei spullen kan kopen die je kunnen helpen in je strijd tegen het verdriet. Ze heeft er ruimtevoor lezingen en een toog en zitruimte waar je een koffietje kan drinken, terwijl je er je verhaal deelt met lotgenoten. En zo is ‘Splinter’ een heel toepasselijke naam geworden. ‘Want rouw is als een splinter die onder je vel zit’.
De Ninja Turtles zijn er misschien niet bij in de Xpo-hallen in Kortrijk, maar er is wel vertier voor groot en klein. Meer dan 1000 evenementen zijn er in de boekenbeurs die ook een belevingsbeurs wil zijn. Dat kunnen lezingen zijn, voorleesmomenten, maar er zijn ook rollenspelen waar passages uit boeken worden opgevoerd, er is een literair doolhof voor kinderen, er worden literaire programma’s live opgenomen en er liggen vele duizenden boeken uitgestald voor potentiële kopers. Vandaag komen onder meer internationale namen als Nicci French, John Boyne (‘The Boy in the Striped Pyjama’) en James Norbury (‘Grote Panda en Kleine Draak’) er signeren. Maar ook Vlaamse auteurs als Johny Vansevenant, Toni Coppers, Marc De Bel en Jo Claes, de kersverse winnaar van de Knack Hercule Poirot-prijs, zetten graag hun krabbel in hun boeken en Stefan Hertmans is te gast in het Radio1 Boekenfeest. Het heeft wat tijd nodig gehad, maar intussen hoor je veel auteurs zeggen dat ze het Kortrijkse Boektopia verkiezen boven de Antwerpse Boekenbeurs. Zo zie je maar: hoe straf ook je verleden, je bent snel vergeten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier