Kurt Vandemaele
"ik heb iets met David Lynch. Dat zeggen velen, maar ik heb meer"
Kurt keek op de Week
Onze reporter over wat hij van de voorbije week zou willen onthouden
Week na week noteer ik hier wat ik me van de voorbije week zou willen herinneren. Als nu blijkt dat de Israëli’s inderdaad straks echt stoppen met schieten op de weinige Palestijnen die ze nog niet uitgemoord hebben, zullen de geschiedenisboeken dat zeker noteren, mocht mijn hoofd het laten afweten. Wat me deze week getroffen heeft, is dat er verschillende hoofdstukken die zo goed opgeborgen zaten dat mijn grijze cellen er al lang geen melding meer van hadden gemaakt, plots weer de kop opstaken. De actualiteit diepte ze voor me op.
Toen mijn gsm me biepte dat Oliviero Toscani overleden was, dacht ik even: ‘Lang geleden dat ik nog van die man had gehoord.’ Ik dook de kelder in, op zoek naar hetwelk van de tien jaarboeken van Snoecks het artikel bevatte waarvoor ik de voormalige fotograaf van het kledingsmerk Benetton bij hem thuis was gaan opzoeken. Het bleek de Snoecks van 93 te zijn. Als ik het me goed herinner was het gros van de artikelen daarvoor al in ’92 gemaakt. Zo ging dat toen. Er was nog geen internet, de wereld draaide nog wat trager. Ik was toen 29 en Serge Snoeck, de baas van het jaarboek en van de drukkerij waar het boek gemaakt werd, reisde met me mee. Of liever, ik met hem. Serge was 40 jaar ouder dan ik, dus net geen 70. Hij zag eruit als een kruising tussen een oude priester en een jonge Elvis Costello. Ik mocht Toscani interviewen, had hij me beloofd, maar hij zou me er zelf naartoe brengen. Eerst dacht ik dat hij me in de gaten wou houden. Maar bleek dat hij zelf foto’s wou nemen van de fotograaf. Zo spaarde hij twee vliegtuigtickets uit en een extra fotograaf. Serge was zuinig. Hij had de oorlog meegemaakt. Misschien zullen wij later ook zo zuinig zijn. Ik zag hem dan wel als een oude man, ik beschouwde hem ook als een vriend. We mochten elkaar. Al sinds Snoecks 87 leverde ik iedere keer weer enkele bijdragen voor zijn jaarboeken. En dus vond ik het niet erg om met hem mee te rijden. Al voelde ik me niet echt veilig. Een geweldig chauffeur was hij niet. Voor het geld hoefde ik het ook niet te doen. Hij betaalde niet riant, maar zijn jaarboek genoot aanzien en bevatte goeie artikels van erkende journalisten die ik maar al te graag als collega’s wilde kunnen beschouwen.
Oliviero Toscani zocht controverse, hij was heel zelfverzekerd en praatte graag over zichzelf
Het was al donker toen we de Italiaanse grens overstaken en we waren al aardig in de buurt waren gekomen van Casale Marittime, het Toscaanse dorpje dat tegen de heuvel aanleunde waar de beroemde fotograaf een riant landhuis bewoonde, dat omringd was door uitgestrekte weiden waar zijn Appaloosa-paarden rondhuppelden. Daar ergens in de buurt hield Serge op een gegeven moment halt bij een hotelletje met kamers waarvoor de paarden van Toscani de neus zouden opgehaald hebben. Mijn geheugen geeft niet alle details vrij. Ik weet wel dat ik absoluut geen luxe gewoon was. Het feit dat ik zei: ‘Serge, jij mag hier slapen, maar ik blijf hier niet,’ wil zeggen dat het er te benepen was om te ademen of dat de lucht er een geur had die ik niet durfde te inhaleren. Gelukkig stemde mijn oude maat meteen in en reden we verder naar een andere sobere verblijfplaats waar er een raam was dat open kon en er stond een tafeltje waaraan ik wat kon schrijven. Ik had op dat moment nog maar weinig fotografen geïnterviewd. Maar over Toscani had ik wel wat gelezen. De man zocht de controverse. Hij was heel zelfverzekerd, om niet te zeggen, vol van zichzelf, maar wel vriendelijk. Hij praatte graag over zichzelf. Handig, want dat was wat ik nodig had. Nadien heb ik hem nooit meer ontmoet. Ik weet niet of hij altijd zo graag over zichzelf praatte. Ik weet evenmin of hij nog op die heuvel woonde en of hij nog paarden had. En nu is hij dood. Serge overleed vier jaar later, hij was slechts 74. Ik mis hem. Hoewel de geschiedenis van zijn bedrijf eeuwen terugging – in 1782 bracht Snoeck al de jaarlijkse almanak uit – ging de Gentse drukkerij Snoeck-Ducaju enkele jaren na het overlijden van Serge failliet. Goed dat hij het niet moest meemaken. Anderzijds, had hij het meegemaakt, de drukkerij had nu nog altijd bestaan. Maar Oliviero Toscani zou nu nog altijd dood geweest zijn. Ik hoop voor hem dat hij een goed mens was. Na de dood van Serge heb ik nooit meer voor de Snoecks geschreven. Zonder de enige echte Snoeck, was dat een ander boek.
Zonder Serge Snoeck was ik niet wie ik nu was. Zonder Halina Reijn ook niet. Ik heb jaren genoten van de column die ze had in De Morgen. De vrij cassante humor waarin ze haar vaak bloedeerlijke wekelijkse mijmeringen en bekentenissen onderdompelde bezorgde veel lezers rode oortjes. Ze durfde zaken te zeggen die ik nauwelijks durfde te denken. Ze was in die tijd vooral een gerenommeerd theateractrice bij Toneelgroep Amsterdam, toen nog het gezelschap van Ivo Van Hove. Ik zag haar ooit zitten in een Antwerps koffiehuis, wou haar dolgraag aanspreken, maar vond geen woorden die het waard waren om haar van haar kostbare tijd te beroven. Ook al zat ze zich misschien te vervelen. Wie weet zat ze geduldig te wachten tot een jongeman haar kwam oppikken. Niet dat ik daar zelfs toen qua leeftijd nog voor in aanmerking kwam. Ik bedoel maar, het scenario van de film ‘Babygirl’ is van haar. Een film waarin een oudere vrouw een affaire heeft met een jongeman. Nicole Kidman speelt de hoofdrol en wordt met lof overladen. Ik was niet meteen onder de indruk. Misschien omdat ik elders was met mijn gedachten.
David Lynch is dood, zei ik
Ik had beslist om te wandelen naar Budascoop, de bioscoop waar betere films in een gezellig kader kunnen geconsumeerd worden, maar ik was nauwelijks de deur uit toen mijn gsm biepte. Het was de VRT nws app die me dringend iets wou laten weten. “Hé, waar ga je naartoe?” riep mijn vrouw. Ze hield halt met de fiets. Haar trein was weer laat. Ik wist dat ze die film ook wou zien. Niet omdat ze er ook van droomt om een affaire met een jongeman te hebben. Of wacht eens, misschien wel. Maar goed, de film zien, dat zou haar niet lukken, de NMBS had er anders over beslist en ik kon niet op haar wachten. Ik antwoordde niet op haar vraag. “David Lynch is dood,” zei ik. Ze viel uit de lucht. “Wat?” Ik herhaalde het: “David Lynch is dood, ik lees het hier net. Maar ik ga naar ‘Babygirl’.” Mijn vrouw keek verbaasd. “Je weet toch dat ik die ook wou zien?” Ik knikte. “Ja, maar misschien zie je die beter zonder mij.” En zelf wou ik alleen stappen. Nu zeker. Ik wou even alleen zijn met mijn gedachten. Ik had net mijn oortjes in mijn oren geduwd omdat ik wou luisteren naar iemand die over haar leven vertelde bij Friedl Lesage, maar ik haalde ze er weer uit. Ik wou luisteren naar mijn gedachten. Terwijl ik aan het stappen was, biepte mijn telefoon onophoudelijk. Iedereen wou me laten weten dat David Lynch dood was. Je moet weten, ik heb iets met David Lynch. Dat zeggen velen, maar ik heb meer.
Ik was 24 en hij 41 toen ik hem voor het eerst en puur per toeval te spreken kreeg in Las Vegas. Hoe ik daar terechtkwam en wat ik er deed, zou ons te ver leiden. Ik had net ‘Blue Velvet’ gezien en even later kreeg ik de maker ervan te zien en te spreken. De film had me omvergeblazen en hij deed dat nog eens over. Ik was niet eens journalist maar ik kreeg mijn relaas van het gesprek aan Humo verkocht en aan Vinyl in Nederland. Mijn eerste verhaal dat ik in Frankrijk verkocht, ging over hem, mijn eerste verhaal in Duitsland over een film van hem. Lynch zou me niet meer loslaten. Ik was lang niet altijd een even grote fan van zijn werk, wel van de man. ‘Blue Velvet’ blijf ik een meesterwerk vinden en hij had toen gerust de Oscar mogen krijgen waarvoor hij genomineerd was. Maar de winnaar van het beeldje voor beste regie ging dat jaar naar Oliver Stone voor ‘Platoon’. Dennis Hopper was dat jaar ook genomineerd. Ik weet nog dat Lynch me daarover vertelde: “Er werd verwacht dat hij zou genomineerd worden. Toen het zover was, belden reporters bij hem aan en zeiden ze: ‘Proficiat mijnheer Hopper, je bent genomineerd voor beste bijrol.’ De camera’s draaiden en je zag Dennis Hopper in beeld glunderen. Tot iemand zei: “Voor Hoosiers.” Hij kon zijn verbazing niet verbergen: “Hoosiers?!?” reageerde hij verwonderd. Hij was er net zoals de hele filmwereld van overtuigd dat hij voor ‘Blue Velvet’ genomineerd zou zijn.”
Lynch was een rebel die tegen het systeem aanschopte, maar tegelijk wapperde de Amerikaanse stars & stripes aan zijn gevel
Noch Lynch, nog Hopper wonnen toen een Oscar. Maar van toen af zou ik met Lynch blijven afspreken voor iedere film die hij deed, iedere serie ook, ‘Twin Peaks’ zowel als het nauwelijks getoonde en vrijwel onbekeken ‘On the Air’. Wanneer hij muziek maakte of in Parijs een nachtclub inrichtte, altijd wilde ik horen wat hij te zeggen had. Zijn verhaal boeide me, ook al snapte ik vaak niet wat hij te zeggen had. Hij vertelde in zijn eigen stijl: muzikaal en in raadsels. En hij bleef de ‘Jimmy Stewart from Mars’, zoals Mel Brooks hem noemde toen hij als producer optrad voor ‘The Elephant Man’, een film die Lynch eerder regisseerde. Een warme, gewone man waar iedereen zich in herkende en tegelijk een rare snuiter die velen liet huiveren. “Niets is wat het lijkt,” zei hij vaak. “Ik heb de neiging om gewone dingen door een vreemde bril te bekijken.” Hij was iemand die dode muizen liet rotten, hun botten uit elkaar haalde, om ze in een puzzeldoosje te presenteren zodat je het skelet van de beestjes weer zelf kon samenstellen. Zoals destijds jongetjes dat deden, die geen onderscheid konden maken tussen een speelgoedautootje en een kikker die ze opbliezen. Maar hij was ook de man die een film maakte over een oudje dat op een grasmaaier de States doorkruiste. Een hartverwarmend portret dat niemand onbewogen liet. Lynch deed me altijd denken aan dat kleine jongetje dat stukjes uit de realiteit opraapte en bewaarde, om ze weer samen te plakken tot een andere realiteit. “It’s a strange world, isn’t it?” Ik hoor het Jeffrey Beaumont nog zeggen, het personage van Kyle MacLachlan in ‘Blue Velvet’. Als Agent Cooper keek hij met diezelfde naïeve verwondering en met een tedere humor tegen de wereld aan. Lynch was een rebel die tegen het systeem aanschopte, maar tegelijk wapperde de Amerikaanse stars & stripes aan zijn gevel. Of één van zijn gevels. Hij had drie gelijkende villa’s naast elkaar liggen in een kort zijstraatje van Mulholland Drive, alle drie ontwerpen van de zoon van Frank Lloyd Wright. In de middelste ervan woonde hij toen er op een dag werd aangebeld en hij in zijn parlofoon hoorde zeggen: ‘Dick Laurent is dead’. Precies de zin die wordt uitgesproken in het begin van ‘Lost Highway’. Vaak zat hij in het glazen huisje dat op de top stond van één van de Hollywood Hills die in zijn tuin lag. Daar zat hij te knutselen, te prutsen of te mediteren. En ik mocht daar ooit ook eens bij hem zitten. Door David Lynch ging ik de wereld anders bekijken. “Niets is wat het lijkt,” werd ook mijn motto. Ooit vertelde hij me dat hij van Los Angeles hield, maar dat hij er ook bang was. Ik zei: “Waarom blijf je hier dan?” Hij wees naar buiten en antwoordde: “The light, the light… Het licht.” De dagen waren hier toen nog niet zo grijs als ze nu zijn, maar ik moest geen moeite doen om hem te begrijpen. Los Angeles beschreef hij ooit als “een grommende stad,” en daar denk ik nog vaak aan als ik de soundscapes hoor die hij op zijn beelden zette.
Kamagurka had Bobje een plaatsje gegeven in het décolleté van Sherilyn Fenn
Ik had ook het geluk veel van de mensen te leren kennen die hij in zijn films opvoerde. Nicolas Cage vertelde me ooit over hoe David Lynch hem regisseerde in ‘Wild at Heart’. “Hij zegt weinig concreets… Op een gegeven moment kwam hij naar me toe en fluisterde: “Doe het iets meer zoals de wind… De wind.” En Cage liet het waaien. Ik kwam bij Kyle MacLachlan thuis, maar was een cassette vergeten voor de opname van ons gesprek. Waarop de acteur zijn eigen collectie cassettes bekeek en er eentje uitpikte die ik mocht wissen. Wat mijn geheugen nooit zal wissen was dat beeld van zijn tegenspeelster Lara Flynn Boyle die halverwege het gesprek uit de slaapkamer de living kwam binnengewandeld waar we zaten te praten. Diezelfde dame wiens naam later werd gelinkt aan Jack Nicholson. Sherilyn Fenn was ook een vriendelijke verschijning. Zij speelde Audrey Horne in ‘Twin Peaks’. Ons gesprek werd destijds in Humo voorzien van een cover waarop Kamagurka de helft van zijn bekende duo ‘Bert & Bobje’ een plaats had gegeven in het décolleté van Sherilyn Fenn. Niet helemaal toevallig, want wie Twin Peaks ooit zag, herinnert zich dat de ‘killer’ uit de serie Bob heet. Een jaar later zag ik Sherilyn Fenn terug en ik had de Humo waarop ze op de cover prijkte meegenomen. Ik probeerde haar uit te leggen wie dat getekende creatuurtje was dat op de foto in haar décolleté stak. Ik zei: “Dat is een creatie van onze bekende tekenaar.” Ik zei het in het Engels: ‘His name is litte Bob’. Waarop Sherilyn Fenn reageerde: “No, he’s not little Bob, he’s lucky Bob.” Ik maakte kennis met Jennifer Lynch, dochter van… Zij regisseerde ook een film, ‘Boxing Helena’. Ze regelde speciaal voor mij een screening. En we zouden nadien samen iets gaan eten. Maar de film was zo slecht dat ik me niet meer liet zien of horen. Terwijl ze een heel aardig meisje was. ik voel me nog schuldig.
Jack Nance zal ik ook nooit vergeten. Die speelde de hoofdrol in ‘Eraserhead’, de eerste langspeelfilm van Lynch. In die tijd was het voor een jonge acteur moeilijk om een filmrol te versieren. De meeste van zijn vrienden hadden geen werk. Dat hij met een heel raar kapsel moest rondlopen zolang de opnames duurden, was geen probleem. Alleen duurden de opnames wel heel lang. Want Lynch had geen geld en telkens als hij wat centen had, kocht hij pellicule om weer een stukje van zijn film te draaien. Uiteindelijk zouden de opnamen vijf jaar duren: “En omdat ik op iedere auditie met dat gekke kapsel verscheen, kreeg ik in die hele periode nergens een andere rol te pakken,” vertelde Nance me destijds. Nance geraakte aan de drank en leefde na verloop van tijd op straat. Zo waren er verschillende jaren gewist uit zijn geheugen. “Iemand zei me dat Jimmy Carter ooit president is geweest. Alsof ik dit ging geloven,” zei hij. Hij wist gewoon van de wereld niet meer. Maar iedere keer als David Lynch weer een film draaide, ging hij op zoek naar Nance of liet hij hem zoeken, zodat hij zijn maat een rolletje kon geven. Zo was de acteur uit ‘Eraserhead’ in ‘Twin Peaks’ de Pete Martell die het lijk van Laura Palmer ontdekt. Van dat hoge kapsel was er geen spoor meer. Nance had intussen dun grijs haar, een slordig snorretje onder de neus en een verweerd gezicht. Maar hij was een schat van een man. Hij was van de drank verlost geraakt door Dennis Hopper die hem op de set van ‘Blue Velvet’ naar hetzelfde ontwenningscentrum had verwezen waar hij zelf gestopt was met drinken. En ook Jack geraakte er op het rechte spoor. Al herviel hij even toen hij trouwde met de dochter van Dick van Dycke en zij even later zelfmoord pleegde. Toen ik hem sprak, beloofde ik hem dat ik in België vertoningen van ‘Eraserhead’ zou organiseren en hem zou uitnodigen. Hij vertelde dat het echt goed met hem ging. Maar niet veel later kreeg hij het in een buitenwijk van L.A. aan de stok met enkele daklozen toen hij aan een winkel stond te wachten die zou opengaan. Het kwam tot een woordenwisseling en enkele van hen verkochten hem een pak rammel. Even leek hij oké. Hij wandelde gewoon naar huis. Maar daar legde hij zich in de zetel en werd niet meer wakker.
Lynch laat een erfenis achter. Niet alleen zijn films, niet alleen de geweldige muziek eruit en de sferen die zullen blijven. De vele reportages die hij maakte. De babbels waarmee hij met zijn weinige woorden veel zei. De kleuren. De grommende stad. Hij deed iets met mensen. En hij was altijd gepassioneerd. Je voelde dat hij altijd zin had om iets aan de realiteit toe te voegen. Dit is een man die zijn stempel heeft gedrukt. Ik ben blij dat ik David Lynch, zijn wereld en veel van de figuren die zijn universum hielpen maken beter heb mogen leren kennen. Zonder David Lynch was ik nooit de man geweest die ik nu ben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier