Sven Ornelis
Sven Ornelis: “Wat parfums betreft ben ik een onverbeterlijke romanticus”
Ik ruik graag. Ik zie, en kijk ook graag. Ik hoor en luister graag. Ik voel graag. En ik proef graag. Maar ruiken vind ik dus ook fantastisch. Het is een behoorlijk onderschat zintuig, vind ik, onze reukzin. Toen ik anderhalf jaar geleden in de zomer plotseling covid had en mijn smaak en geur kwijt was, sloeg ik oprecht in paniek. Ik was gelukkig niet echt ziek, maar dat maakte mijn angst niet minder groot. Ik, die zo graag lekker eet en mooie wijnen drink, en die enorm kan genieten van de meest uiteenlopende smaken en geuren, voelde me als een marathonloper met plotse verlammingsverschijnselen. Gelukkig duurde het maar een paar dagen. Maar in die 70 uur heb ik elke vijf minuten mijn neus wel eens in geurkaarsen en stinkkaas, in vuile wandelschoenen en in flessen brandy en wasverzachter gestoken, op jacht naar het kleinste vleugje geur.
Geef me de geur van een verse curry op het vuur, van rozemarijn of lavendel, van de beste potpourri ter wereld van ‘Santa Maria Novella’ uit Firenze, van de inktpotjes uit de oude schoolbankjes uit mijn eerste leerjaar, vier decennia geleden, van de zalige appeltaart van mijn mama, of van de zachte warme armen van mijn meme Julia, allemaal vind ik ze om nooit te vergeten. En wat parfums betreft ben ik een onverbeterlijke romanticus. Het gelukkigste word ik wanneer ik op zondagvoormiddag door de straten van mijn geliefde Barcelona wandel. Dan zie ik, aan een heel gezapig tempo, wat oudere maar fiere mensen naar een van de vele kerken in de stad wandelen. Ze dragen nette kleren, hun haren zijn grijs en opgemaakt. De heertjes hebben hun dametjes aan de arm; ik vind het zo schattig. Maar vooral: ze ruiken zo lekker. In Spanje zijn de mensen nog gek op de legendarische Eaux de Cologne uit onze jeugd en het lijkt zelfs alsof ze zich allemaal gewassen hebben met de Sunlight-zeep van een halve eeuw geleden. Wanneer ik hen dan in hun wolkjes vol nette ouderwetse geurtjes passeer in de zonnige straten, krijg ik altijd zo’n grote glimlach op de lippen. En ik loop dan, diep gelukkig, met mijn neus in hun wind.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier