Hendrik Bogaert (CD&V) reageert op commotie over zijn controversieel essay: “Ik twijfel niet aan mijn partij”
Hij is niet uit op een clash met zijn partij CD&V, zegt hij stellig. Hij loert ook niet naar N-VA. Kamerlid Hendrik Bogaert (49) blijft wel pal achter zijn controversieel voorstel staan om opzichtige religieuze tekens te verbieden in de publieke ruimte.
Een dom voorstel, sneerde voormalig minister Steven Vanackere. Onvoorstelbaar en ontoepasbaar, zuchtte éminence grise Herman Van Rompuy. Voorzitter Wouter Beke hield het bij een droog ‘dit is niet het partijstandpunt’. Om maar te zeggen: Hendrik Bogaert kreeg vooral vanuit eigen hoek de wind van voren. Aanleiding: zijn 110 pagina’s tellend essay In vrijheid samenleven. Eén alinea sprong eruit: “Het is wenselijk om een verbod te hebben op het dragen van grotere en zichtbare religieuze tekens voor religies met meer dan vijf procent aandeel van de bevolking. Het betreft een verbod waar de gebedsplaatsen, de private plaatsen en de clerus van alle religies een uitzondering op zijn.” Kleinere tekens, zoals een kruisje of een hamsa, laat Bogaert wel toe.
Of hij geschrokken is van de felle reacties? “Neen. Wie het essay volledig las, reageerde genuanceerd. Zowat negentig procent van de mensen erkent dat onze inclusieve, warme samenleving onder druk staat, en dat er iets moet gebeuren om die in stand te houden. Op mijn remedie kreeg ik positieve reacties, maar inderdaad ook afwijzende reacties. Dat was te verwachten. Ik neem niemand iets kwalijk. Wat ik voorstel, is niet niets. Ik besef dat. Ik heb de tekst daarom ook preventief binnen de partij verspreid.”
Was er niemand die u probeerde tegen te houden?
What happens in the kitchen, stays in the kitchen. Ik hou mij daaraan. Ik weet wat het DNA van mijn partij is. Dat DNA is ook mijn DNA. Maar wat ik heb neergeschreven, is mijn hoogst persoonlijke visie.
Leg nog eens uit.
Een samenleving draait op een sociaaleconomische en een identitaire dimensie. Beiden moeten op gemeenschappelijke waarden gestoeld zijn. De vraag is nu of de overheid moet tussenkomen als dat niet langer het geval is. Op economisch vlak is iedereen het eens dat de overheid moet ingrijpen. Ik vind dat ze dat ook moet doen op identitair vlak. Ik vind het politiek verantwoord om de vrijheid van sommigen matig in te perken ten voordele van de vrijheid van velen. De overheid doet dat trouwens al. Zie het verbod op onverdoofd slachten: dat is een inperking van de vrijheid van religie. Of het verbod op Holocaustontkenning: dat is een inperking van de vrijheid van mening.
Waarom zou een hoofddoekenverbod, waar uw voorstel op neerkomt, de vrijheid van velen ten goede komen?
Ik ga dat zelf niet verengen tot de hoofddoek. Dat is één voorbeeld. Ik krijg trouwens ook uit islamitische hoek positieve commentaren. Ook binnen die gemeenschap woedt er een debat hierover. Maar goed, wat ik bedoel: als één persoon op een kantoor een hoofddoek draagt, stoort dat dan? Neen. Ik sta open voor diversiteit. Maar als pakweg dertig procent een hoofddoek draagt, dan treedt een sociologisch verschijnsel in werking. Mensen gaan anders reageren.
Ik geloof dat er zelfs meer gemengde huwelijken zullen zijn als opzichtige tekens verboden worden.
Waarom zou dat een probleem zijn, dat dertig procent op een kantoor een hoofddoek draagt?
Volgens de sociologie is dat een gesplitst kantoor. Je kan dat doortrekken naar verschillende wijken vandaag in onze samenleving. De verbrokkeling is daar al bezig. Dat druist in tegen de wens van een inclusieve samenleving. Als morgen álle supporters van Anderlecht, en dat zijn er honderdduizenden, met een pin op hun trui naar hun werk gaan, dan zal dat ook andere reacties opwekken. Daar gaat het over.
Vindt u die vergelijking met voetbal niet vreemd? U maakt die ook in uw boek.
Ik weet het: dat is een oneerbiedige vergelijking. Ik maak die met veel schroom. Maar het is wel een parallel die mensen aanvaarden als ijkpunt.
Hoe zal een verbod de samenleving inclusiever maken?
Ontmoetingen zullen onbevangener zijn, bevrijd van vooroordelen. Dat is vandaag niet het geval. Wie een opzichtig religieus symbool draagt, draagt ook een bepaalde set van waarden uit. Als je dat verbiedt, hoef je niet langer eerst door de poort van de religie om tot de ander te komen. Let op: ik ben zelf ook niet vrijzinnig. Ik pleit niet voor een seculiere samenleving.
U viseert de islam?
Neen, absoluut niet. Ik vind het jammer dat dat gezegd wordt. Ik ben geen theoloog: ik spreek me niet uit voor of tegen de islam. Ik geloof wel dat religie soms tot een gesplitste samenleving kan leiden. Men stimuleert bijvoorbeeld huwelijken binnen de eigen gemeenschap. Dat is trouwens iets wat nationalisten gemeen hebben met orthodoxe religieuzen: het verlangen om binnen de eigen gemeenschap te blijven. Ik geloof dat onze relaties vrijer zullen zijn, dat er zelfs meer gemengde huwelijken zullen zijn als opzichtige tekens verboden worden.
In tijden dat ministers ruzie maken op Twitter, mag een parlementslid toch een inhoudelijk essay schrijven?
Van wie haalt u de mosterd?
Van niemand specifiek. Dit voorstel is niet eerder beschreven. Ik heb wel veel filosofen gelezen. Mijn analyse is het resultaat van maanden denkwerk. Dit is niet zomaar een tweet.
U zet zich niet voor het eerst haaks op de partijlijn. Zie het pleidooi voor een nieuwe staatshervorming, zie het debat over de dubbele nationaliteit. Voelt u zich nog goed bij CD&V?
Absoluut. Ik heb nog geen minuut getwijfeld aan mijn partij. Ik heb ook grote appreciatie voor mijn voorzitter. Wouter (Beke, red.) heeft de laatste staatshervorming gerealiseerd en de splitsing van BHV. Ik heb daar het grootste respect voor. CD&V heeft al vijf staatshervormingen op haar palmares staan, N-VA nog nul. Dat maakt de tussenstand 5-0.
Waarom doet u dit dan? Om in de kijker te lopen?
Mijn loyauteit aan de partij is altijd groot geweest, en zal dat ook in de toekomst zijn. Maar een politicus heeft ook andere plichten, zoals bijdragen aan het intellectueel debat. Dat is mijn loyauteit aan de toekomstige generatie. Of moet een parlementslid zwijgen en op het knopje duwen? Dat zou het toppunt zijn van particratie. Die particratie zit trouwens al diep ingebakken in onze democratie wat ik geen goede zaak vind. In tijden dat ministers ruzie maken op Twitter met elkaar, met ambtenaren en met burgers, mag een parlementslid toch onafhankelijk een inhoudelijk essay schrijven? Als dat niet meer mag, waar zijn we dan mee bezig? Weet u, ik heb lange tijd naast Herman Van Rompuy gezeten in het parlement. Hij zei me: Hendrik, in de politiek mag je nooit klakkeloos de partij volgen.
Over uw essay zei hij: “Wie een voorstel doet dat zich rechts van Vlaams Belang situeert, zit met een probleem”.
Mijn referentiepunt is nooit Vlaams Belang, en zal dat nooit zijn. Oplossingen voor radicale vraagstukken moeten komen van centrumpartijen, niet van radicale partijen.
Vreest u niet dat de partij u zal buiten zetten?
Neen, integendeel. Ik voel ook steun. Ik heb de voorbije weken allerlei vragen gekregen, lokaal, provinciaal en nationaal. Ik heb niet gevochten, hè. Ik heb gewoon inhoudelijk werk geleverd. Ik vind dat dat moet kunnen.
Wanneer bent u laatst gepolst door N-VA?
Ik ga mij eerst een koffie inschenken. (lacht) Ik ben nooit gepolst door N-VA, en ik ben ook niet geïnteresseerd. Is dat duidelijk?
Hoe ziet u uw politieke toekomst?
Vol optimisme. Ik ga keihard verder werken in het parlement, en ik ga met nog inhoudelijke punten afkomen. Maar vooraleer u alle alarmbellen doet afgaan: die gaan bijzonder gemodereerd zijn. (lacht)
Wil u opnieuw burgemeester worden van Jabbeke?
Mijn principieel antwoord is ja. Ik heb een nauwe band met mijn dorp. Maar dat hoeft daarom niet in de eerste zes jaar te zijn. We zien wel.
Ik loop niet ambetant rond
Was u ontgoocheld dat u na de verkiezingen van 2014 geen regeringslid kon blijven?
Dat wordt overal gezegd. Maar neen, dat is niet zo. Ik was realistisch genoeg om te beseffen dat dat haast onmogelijk was. Ik heb Wouter ook nooit gezegd dat ik ontgoocheld ben. Ik loop dus niet ambetant rond. Ik was natuurlijk graag aangebleven. Maar als je partij kleiner wordt, dan heeft dat gevolgen.
Als staatssecretaris voor Ambtenarenzaken kreeg u wel lof toegezwaaid. Hoe kijkt u terug op die drie jaar?
Met veel voldoening. Dat was een boeiende periode. Ik heb uiteindelijk ook goed kunnen samenwerken met ambtenaren én vakbonden. De klik is er gekomen tijdens een zware nacht in Zweden. We waren op werkbezoek aan de overheidsadministraties. We zijn daarna eens zwaar uit geweest. Rond drie uur ’s nachts heb ik de vakbonden eindelijk kunnen overtuigen van wat ik echt wou realiseren. Eens stevig uitgaan en goed je gedacht zeggen, is soms de beste formule. (lacht
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier