
Vooruit-boegbeeld Freya Van den Bossche viert 50 jaar en blikt terug: “De politiek? Geen haar op mijn hoofd dat daaraan dacht!”
Van schaars geklede ‘poster girl’ tot eerste burger van Vlaanderen: Freya Van den Bossche is een van de kleurrijkste politici van deze eeuw. Woensdag blaast het socialistische boegbeeld 50 kaarsjes uit. Een mijlpaal die smeekt om een terugblik. Over geluk en gemis, banken en zonnepanelen en de gevaren van de schijnwerpers.
De zon schijnt boven de Bijloke in Gent. Een terrasje wenkt. Terwijl de lente haar intrede doet, is Freya Van den Bossche in de zomer van haar leven beland. “Een tijdje geleden vond ik 50 jaar oud. Maar intussen ben ik het idee gewoon. Ik vind het zelfs een mooie leeftijd. Je voelt je fysiek topfit en geestelijk ben je wijzer geworden door wat je meegemaakt hebt. Dus ja, we gaan zeker vieren.” (lacht)
Bent u een gelukkige vrouw als u terugblikt op het eerste deel van uw leven?
(denkt na) “Ja, ik zou mezelf gelukkig noemen. Geluk schuilt in alledaagse dingen: je relatie, je kinderen, tijd vinden voor een boek en een gesprek. Ik heb lang moeten zoeken naar het juiste pad, maar vandaag heb ik dat gevonden, denk ik.”
Is voor politici geluk niet onlosmakelijk verbonden met het werk?
“Dat is zeker het geval voor heel wat collega’s en wellicht ook voor mij in het begin van mijn carrière. Nu niet meer. Enkele jaren geleden ben ik in bijberoep begonnen als psychologe. Dat heeft mij doen inzien dat politiek niet alles is. Als je iemand kan helpen die erdoor zit, is dat even zinvol. Dat was een belangrijke levensles. Ik zou het elke politicus aanraden: doe ook iets buiten de politieke biotoop en je zal meer onthecht zijn. Dat neemt niet weg dat ik nog altijd verschrikkelijk graag aan politiek doe.”
Veel politici worstelen met het evenwicht thuis. Hoe was dat voor u?
“De eerste jaren dat ik minister was, was het écht zoeken. Op een dag vond ik een briefje van mijn dochter ze was amper zes of zo – op mijn bureau. Dat ze mij miste. (even stil) Het is 20 jaar geleden, maar ik zie het nog liggen. Dat was knap van haar. Ik dácht dat ik goed bezig was, maar blijkbaar ervaarde zij dat niet zo. Dat was een signaal om het anders te doen en vooral meer af te toetsen.”
Zouden ze u iets kwalijk nemen?
“Ik denk van niet. Ik denk dat ik er was op belangrijke momenten, maar evengoed om verhaaltjes te lezen, boterhammen te smeren en mee te gaan naar het oudercontact. Voor mij zit goed ouderschap ook in wat onopgemerkt voorbij gaat. Al zullen ze zeker ook gemis ervaren hebben. Vandaag is dat minder, omdat ze al ouder zijn.”
U komt zelf uit een politiek nest. Uw vader Luc was jarenlang minister. Hebt u gemis ervaren?
“Weinig, omdat mijn ouders een evenwicht hadden gevonden. Mijn moeder, die aan de universiteit werkte, heeft een tijdje deeltijds gewerkt. Zij was daarom wel een inspiratiebron voor mij: zij toonde dat een gezin en een carrière te combineren zijn. In de vakanties was mijn vader heel aanwezig. Het voordeel aan hun drukke leven was ook dat mijn broer en ik veel vrijheid en vertrouwen kregen.”
Zou de 18-jarige Freya getekend hebben voor dit parcours?
“Neen. (lacht) Geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht in de politiek te gaan! Ik ben na twee jaar geswitcht van Rechten naar Communicatiewetenschappen omdat ik journaliste wou worden. Maar zie: ik heb mezelf verrast.”
Keek u niet op naar uw vader die minister was?
“Helemaal niet. Mijn vader had dikwijls vergaderingen thuis. Veel van die mensen vond ik niet oprecht overkomen. Dat was een wereld waar alleen macht telde. Ik wou daar geen deel van uitmaken. Al waren er uitzonderingen. Onze buurman bijvoorbeeld: Frank Beke, die later burgemeester van Gent zou worden. Een bescheiden man. Het is Frank die mij heeft overtuigd om aan politiek te doen.”
Op uw eerste affiche in 2000 stond u met blote benen, opgetilde rok en zichtbare slip. Uit wiens koker kwam dat?
“Met wat vrienden hebben we dat bedacht. Als je wil opvallen vanop een onzichtbare vijftiende plek en je hebt weinig budget, wat moet je dan doen? Noem het een enthousiast, maar licht onbezonnen idee. (lacht) Het grappige is: met die affiche wou ik het omgekeerde zeggen, dat mensen naar de inhoud moeten kijken. Maar dat is – vrees ik niet zo overgekomen.”
Zou zo’n beeld vandaag nog aanvaard worden?
“Ja, toch? Dat moet kunnen, vind ik. Al zou ik het zelf niet opnieuw doen. En niet alleen door mijn leeftijd.” (lacht)
“Ik dácht dat ik goed bezig was, maar op een dag vond ik een briefje van mijn dochter. Dat ze mij miste”
Welke rol heeft het tv-programma Bracke & Crabbé gespeeld voor uw carrière?
“Een vrij grote rol. Dat waren 1-op-1-debatten met nieuwkomers in de politiek en de kijkers beslisten mee wie naar de volgende ronde mocht. Ik won dat en zo kwam ik verschillende keren op televisie. Ook andere media pikten dat op, waardoor een heel breed publiek mij en mijn standpunten leerde kennen.”
In Knack verscheen dat Siegfried Bracke u liet deelnemen om uw vader, zijn logebroeder, een plezier te doen. Is dat zo?
(blaast) “Dat lijkt me sterk. Je zou dat aan Siegfried moeten vragen. Ik heb geleerd om zulke dingen te lezen, te denken ‘jammer’ en door te gaan. Je kan je daar toch niet tegen verdedigen.”
U schoot vervolgens als een komeet omhoog: schepen op uw 25ste, minister op uw 28ste en vicepremier op uw 30ste. Had u nog controle over uw carrière?
(denkt na) “De stap van Gent naar de regering heb ik welbewust gezet. Waar ik geen controle over had, waren de snelle wissels binnen de regering. Dat ging té snel. Toen wij in 2007 in de oppositie belandden, wou de partij mij aanduiden als fractieleider. Toen heb ik voor het eerst neen gezegd. Omdat het wrong. Ik kon toch niet geloofwaardig zijn? Wij hadden net de verkiezingen verloren. Dáár heb ik de regie weer overgenomen. Sindsdien doe ik elke stap weloverwogen.”
Zeker toen u vicepremier werd, was de kritiek snoeihard, zelfs van coalitiepartners zoals Patrick Dewael (Open VLD). Dat u een jonge vrouw was, zou dat meegespeeld hebben?
“Wanneer komen politici onder vuur te liggen? Als ze relevanter worden: inhoudelijk en electoraal. Ik was toen de nummer twee in de pop-polls, vlak na premier Verhofstadt. Ik denk dat je vooral daar de verklaring moet zoeken.”
Welke functie hebt u liefst bekleed?
(denkt na) “Da’s moeilijk. Je kan functies niet vergelijken omdat ze op verschillende momenten in je leven komen. Wat ik als minister liefst heb gedaan, was Consumentenzaken. Omdat je daar het verschil kan maken voor een grote groep mensen. (op dreef) Er is geen sector die ik niet tegen de schenen heb geschopt. Mét resultaat! Ik herinner mij een stevige strijd met de banken om geldafhaling uit de muur gratis te maken. Als je jong in de politiek stapt, durf je dingen die ouderen niet durven. Dat is een voordeel. Ik dacht niet na over de risico’s.”
Zoals toen u uw Nederlandse collega’s ‘stijf en truttig’ noemde?
“Dat was een beetje té onbezonnen.”(lacht)
Wat ziet u als de grootste mislukking van het eerste deel van uw leven?
(denkt na) “Dat zal niet in de politiek zitten. Was ik er wel genoeg voor familie en vrienden? Waren mijn prioriteiten altijd juist? Het antwoord is neen, niet altijd. Er waren momenten dat ik er meer had moeten zijn voor wie echt belangrijk is. Dat zijn mislukkingen.”
Als het gaat over beleid, blijft de schuldenput van de zonnepanelen aan u kleven. Is dat terecht?
“Dat systeem was een erfenis van vorige regeringen. Ik was de eerste minister die het wou afbouwen. Daar blijf ik achter staan. Alleen: het ging te traag. Maar dat was niet alleen mijn fout. Er was ten eerste onenigheid binnen de regering over de manier waarop. Ten tweede was parlementsvoorzitter Jan Peumans (N-VA) niet akkoord om dat dossier met hoogdringendheid te behandelen – en wellicht had hij inhoudelijk gelijk. De oppositiepartijen Groen en Open VLD schreeuwden moord en brand, hè. ‘Door het systeem af te bouwen, zou ik de sector kapotmaken’, zeiden ze. Er was niemand die toen een sense of urgency voelde.”
En toch bent u de zondebok?
(haalt schouders op) “Dat beeld bestaat en je krijgt dat niet meer weg. In de politiek moet er altijd iemand de schuld krijgen. ‘Wie geschoren wordt, moet stilzitten’, zeggen ze.”
Het was trouwens Steve Stevaert die ooit deze subsidies invoerde. Kijkt u naar de documentaire over hem?
“Euhm, ja.” (zwijgt)
Maar u wou niet meewerken?
(wikt haar woorden) “Ik wou niet en ik zou het ook niet kunnen. Dat is een documentaire over de schaduwzijde van iemand die tien jaar geleden zelf voor de dood heeft gekozen. Dat wringt bij mij langs alle kanten.”
Na de nederlaag in 2014 verdween u van het voorplan. Was het welletjes geweest?
“Neen, dat was vooral in het belang van de partij. Als je verliest en net uit de regering komt, moet je niet de grote trom roeren. Dan moet je nieuwe stemmen naar voren schuiven. Wat als ik ja bleef zeggen op elke interviewvraag? Dan zouden die nieuwe mensen nooit kansen krijgen.”
“De beste voorzitter in al die jaren? Dat is Conner. Hij is de meest complete”
U was altijd meer dan politica. De ‘boekskes’ smulden van alles wat u deed. Woog dat op u?
“De eerste jaren wel, ja. Ik was jong en naïef en dacht dat het alleen over de inhoud zou gaan. Dat bleek niet zo te zijn. Kritiek was vaak hard en persoonlijk en ging inderdaad over mijn privéleven. Waar ik wel fier op ben, is dat ik mijn kinderen uit het publieke leven heb kunnen houden. Ondanks alle druk. Ik kreeg zelfs eens de kans om een week voor de verkiezingen op de cover te staan van een bekend blad, op voorwaarde dat het met mijn kinderen was. Daar zei ik neen tegen.”
Drie jaar geleden stond u opnieuw in de schijnwerpers toen u met uw vriendin Eva op de rode loper verscheen van het filmfestival in Gent. Was dat een moeilijke stap?
“Dat was dubbel. Enerzijds wil je niet verstoppen dat je een relatie hebt. Anderzijds wou ik daarmee niet zeggen dat de deur naar mijn privéleven openstaat. Dus het was best spannend, ja. Maar uiteindelijk is het goed verlopen. En het blijft relevant dat we tonen dat het heel normaal is dat twee vrouwen elkaar graag zien. (windt zich op) Kijk naar Hongarije waar nu zelfs de Pride verboden wordt! Uit enquêtes blijkt ook dat jongeren minder tolerant worden. Dat maakt mij wel bang. Dat is ook de invloed van vrouwenhaters zoals Andrew Tate op sociale media. De strijd is niet gestreden.”
Begin dit jaar stond u ook politiek weer in de schijnwerpers. Was u verrast dat u voorzitter van het Vlaams parlement mocht worden?
“Ja. Ik was ten eerste al verrast dat Conner (Rousseau, Vooruit-voorzitter, red.) deze functie binnenhaalde. Ik heb ja gezegd omdat ik instinctief aanvoelde dat dit op het juiste moment kwam in mijn leven. Als voorzitter moet je boven het partijpolitieke gewoel staan. Daar had ik zin in. Het is een job die maturiteit vraagt. Twintig jaar geleden zou ik dit niet gekund hebben.”
Wil dat ook zeggen dat u moet stoppen als psychologe?
“Niet helemaal. Ik wil dat enkele uren per week blijven doen. Om twee redenen. Ten eerste omdat je je cliënten niet van dag op dag in de steek kunt laten. En ten tweede omdat ik toch die voet in de praktijk wil houden. Zoals ik al zei: het heeft van mij een betere politica gemaakt.”
Laten we ook eens naar de partij kijken. Wie is de beste voorzitter die u hebt gekend?
“O la la. (blaast) Dat zal toch Conner zijn, hoor. Je hebt voorzitters die de partij een inhoudelijke smoel geven, je hebt voorzitters die achter de schermen belangrijk werk doen en je hebt voorzitters die zorgen voor kameraadschap. De enige die op deze drie fronten succes boekte, is Conner. Hij is de meest complete die ik gekend heb.”
In een van uw eerste interviews in 2001 pleitte u ervoor om kinderen met Turkse roots in hun moedertaal te onderwijzen. Zou Rousseau dat aanvaarden?
“Dat denk ik niet, neen. Ik zou dat vandaag ook niet meer voorstellen, omdat onze inzichten geëvolueerd zijn. Vandaag weten we dat je kinderen zo vroeg mogelijk moet onderdompelen in het Nederlands. Maar het doel dat we toen hadden, hebben we nog altijd: ervoor zorgen dat er geen talenten verloren gaan.”
Is Vooruit niet heel wat rechtser dan SP.A?
“Dat vind ik niet. Wat we beter op orde hebben, en dat is een goede zaak, is het evenwicht tussen rechten en plichten. SP.A zou nooit aanvaard hebben dat de werkloosheidsuitkering beperkt wordt in de tijd. Maar als je wil dat onze sociale zekerheid blijft bestaan, dan moet iedereen zijn deel doen. Het is opnieuw Conner die ons geleerd heeft om geen enkel thema uit de weg te gaan.”
Uw partij is op 25 jaar wel gezakt van 20 naar 13 procent.
(pikt in) “Er waren peilingen die ons minder dan 10 procent gaven. We zitten dus weer in stijgende lijn. Volgens mij is er in Vlaanderen een groot potentieel voor een centrumlinkse partij die focust op koopkracht en zorg: meer dan die 13 procent.”
Tot slot: wat mag ik u toewensen voor het tweede deel van uw leven?
(denkt na) “Dat ik het leven ten volle mag blijven leven. Dat ik nooit hoef te zeggen: jammer dat ik dit of dat niet heb gedurfd!”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier