Vijf experten gaan in gesprek over de nieuwbouwsector: “Kiezen voor nieuwbouw, is kiezen voor een zekere toekomst”
Een slabakkende vastgoedmarkt, stijgende hypothecaire rentevoeten, hoge grondstofprijzen, de staatsbon – één ding staat vast: 2023 was voor de bouw- en immobiliënsector geen jaar om snel te vergeten. Naar aanleiding van Nieuwbouwzondag nodigde onze krant vijf experten uit de nieuwbouwsector uit voor een stand van zaken. Hoe kijken zij naar het voorbije jaar en welke uitdagingen zien ze richting 2030?
(Door Glen Van Muylem & Laurenz Verledens. Foto’s: Stefaan Beel)
Onze gasten aan tafel
• Johan De Vlieger, CEO van Bostoen Group.
• Philippe Janssens, oprichter en gedelegeerd bestuurder van Immpact.
• Isabel Lapeirre, bestuurder Lapeirre Woningbouw.
• Christophe Lejeune, Head of Flanders van ERA Projects.
• Niko Demeester, gedelegeerd bestuurder van Embuild.
Het is geen geheim: 2023 was voor de bouw- en vastgoedsector geen goed jaar. Toch zijn er tegenwoordig steeds meer signalen dat de markt weer aantrekt. Ervaren jullie dat ook zo?
Johan De Vlieger: “Ik ben het er niet helemaal mee eens dat 2023 een slecht jaar was. Voor ons was dat zelfs een boerenjaar! Iedereen schijnt te vergeten dat wonen een primaire behoefte is, net zoals eten, drinken of slapen. Als een mens dat beseft, moet je begrijpen dat er altijd residentieel vastgoed zal verhandeld worden. Zolang er mensen zijn, zijn er woningen nodig. Het is de markt die uiteraard aan het stuur zit, en wij moeten die accepteren en ondergaan. Maar als de markt slabakt door bijvoorbeeld stijgende bouwkosten of stijgende hypothecaire rentevoeten, dan moet je bereid zijn om iets te doen aan die prijzen. Op die manier kan de markt weer in balans komen.”
Philippe Janssens: “U bent nu de eerste persoon uit de vastgoedsector die zegt dat 2023 een goed jaar was. Vorig jaar was een slecht jaar voor ons, en dat verwondert mij ook niet. Denk maar aan allerlei factoren: de verhoogde rente, de hogere prijzen voor grondstoffen en aannemerij, de indexatie van de lonen sinds januari, enzovoort. De impact van een oorlog in Europa mag je trouwens ook niet onderschatten. Je komt daardoor veel mensen tegen die zeggen dat ze iets willen kopen, maar die ook zeggen dat ze nog niet meteen willen beslissen want ze willen die kosten nog niet meteen dragen. Desalniettemin kwam er tegen het einde van het jaar wel verbetering. Sinds september 2023 zien we dat de vastgoedmarkt weer wat aantrekt. Al die zaken gaan uiteindelijk voorbij, waardoor het voor veel mensen snel evolueert naar een situatie van ‘business as usual’.”
Johan De Vlieger: “Dat zie ik inderdaad ook. Philippe wijst terecht op het stijgende consumentenvertrouwen van de voorbije maanden; dat heeft inderdaad een dreun gekregen door alle opgenoemde aspecten, en dat zie ik bijvoorbeeld ook in onze verkoop. De tijd die we bijvoorbeeld nodig hebben om een bepaalde prospect klant te laten worden, is verdrievoudigd ten opzichte van 2022. De schrik voor de oorlog in Oekraïne is absoluut begrijpelijk. Maar het inzicht dat wonen een primaire behoefte is, is volgens mij nog altijd heel belangrijk. Persoonlijk ben ik het hele gepanikeer rond onze sector ook wat moe. Alles zou zogezegd plat liggen en we zouden niets meer verkopen. Dat is helemaal niet het geval. Ik durf wel tegen de mensen in de vastgoedsector te zeggen: doe iets aan jullie prijzen.”
Niko Demeester: “Veel ontwikkelaars hebben vorig jaar toch een sterke terugval van de vraag bij hun klanten gezien doordat de rentevoeten verdriedubbeld waren. We zien nu wel de verkoopcijfers weer verbeteren: de klanten hebben intussen door datde huidige rentevoeten vrij normaal zijn en hebben hun bouwproject daarop aangepast.”
Isabel Lapeirre: “Het voorbije jaar zijn wij redelijk stabiel gebleven. Als aannemer mikken we voornamelijk op (ver)bouwen op maat. Daarnaast doen we ook kleine verkavelingen. Op het moment dat de projectontwikkeling wat minder goed vlotte, keerden de mensen steeds terug om te bouwen op maat of voor renovaties. Wij zien heel mooi de evolutie van mensen die tijdens corona de bouwgrond al hadden maar de kat uit de boom keken. Zij zijn het voorbije jaar teruggekeerd. Zij snappen dat de prijzen om te bouwen en renoveren niet meer zullen dalen in de mate waarop ze hoopten.”
Niko Demeester: “Als je kijkt naar de cijfers zie je dat de markt vorig jaar bevroren was: het aantal transacties daalde, onder andere door de verdrievoudiging van de rente. Iedereen moest terug naar de tekentafel om te kijken hoe ze uit die situatie konden geraken. Bouwbedrijven moesten met alternatieven komen en kopers herberekenden hun budgetten. Nu keren die partijen terug naar de markt. Een paar maanden geleden was er de ideale lakmoesproef met Batibouw. Wat zagen we daar? Er waren heel veel potentiële kopers, geen mensen die zomaar een keertje kwamen rondsnuffelen. De goesting is dus teruggekeerd en het nieuwe normaal qua rente is geaccepteerd. De markt heeft dus heel 2023 nodig gehad om een nieuw evenwicht te vinden voor de toekomst.”
Christophe Lejeune: “De mensen met wie wij samenwerken, moedigen we heel sterk aan om nu al alternatieven voor te stellen. Binnen minder dan een half jaar komt er weer heel wat geld vrij, daarom moeten ze mensen een nieuwe investeermogelijkheid in vastgoed zien aan te bieden. De slimme ontwikkelaars springen daar nu al op en communiceren dat zo snel mogelijk.”
Veel budgetten van de staatsbon komen inderdaad binnenkort vrij. Is het daarom een goed moment om (of misschien beter: zo snel mogelijk) te bouwen en/of te kopen? Waarom is het vandaag zo interessant?
Johan De Vlieger: “Potentiële kopers moeten kijken naar het potentieel van min- of meerwaarde op een bepaalde woning. Oudere huizen uit de vorige eeuw zijn nu in waarde aan het dalen. De meerwaarde die ze ooit kregen, zet zich nu om in minwaarde. Het tegendeel zal zich voordoen met een nieuwbouwwoning. Als je nu een nieuwbouw zou kopen die gemaakt is volgens de huidige normering, dan zal die meerwaarde alleen maar toenemen. Kijk bovendien naar de geschiedenis van de waarde van residentieel vastgoed. Naast een aantal dipjes en piekjes zijn de vastgoedprijzen de voorbije decennia alleen maar gestegen. Met andere woorden: wachten tot wanneer het structureel goedkoper wordt, is een utopie. Als je denkt dat het beter is om te wachten omdat binnenkort bijvoorbeeld de prijzen van bouwmaterialen zullen zakken, dan kunnen de rentevoeten weer tegenvallen, enzovoort. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je ook een huis kan kopen op een moment dat er een kleine dip is in de vastgoedsector, want dat is niets meer dan puur geluk.”
Philippe Janssens: “Ik weet niet of ik per se naar het verleden zou kijken. In de plaats daarvan zou ik vooral de huidige situatie goed in de gaten houden. Langs de ene kant heb je inflatie, langs de andere kant de indexatie. Je hebt ook te maken met een normalisering van de interestvoet. Mensen kunnen verschillende redenen hebben om vandaag niet te kopen, en dat begrijp ik heel goed. Toch is het vandaag het ideale moment om iets te kopen omdat nieuwbouwwoningen alleen maar optimaler zullen worden. Daarnaast zijn de rentes ook draagbaar door de inflatie. Daardoor zitten we vandaag in een situatie dat je in reële cijfers straks je schuld afbetaalt met inflatie, zoals de voorgaande generaties hebben gedaan.”
Christophe Lejeune: “Ik merk op dat ontwikkelaars tegenwoordig meer aan het luisteren zijn naar wat kopers ook echt willen. De value for money in nieuwe woningen zit momenteel in stijgende lijn. Niet alleen de prijs stijgt, maar ook wat je (al dan niet later) krijgt voor je geld. Zoals jullie al hebben aangehaald, zal de rente inderdaad niet veel dalen. Op wat wachten mensen dan? Sommige ontwikkelaars zijn prijscorrecties aan het doen, maar dat blijft een minderheid. Je merkt wel dat sommigen bereid zijn om een kleine korting te geven, maar dat zal nooit structureel zijn. Het is nu het moment omdat je vandaag veel meer waar voor je geld krijgt in vergelijking met decennia geleden.”
Isabel Lapeirre: “Helemaal akkoord. Als je vandaag kiest voor een nieuwbouwwoning, kies je voor een zekere toekomst. Je betaalt misschien iets meer in aankoop, maar tegelijk bespaar je door je verbruik in je woning, je comfort, noem maar op. Eerlijk gezegd vind ik dat de banken daar ook nog meer bewust van moeten zijn. Als je als koper bijvoorbeeld kiest voor een nieuwe woning en niet voor een oudere woning, dan moet een bank daarop kunnen inspelen. Met een oude woning kan je makkelijk zo’n 300 euro kosten per maand meer hebben aan verbruik t.o.v. het verbruik bij een nieuwbouw. Door deze besparing in verbruikskosten bij nieuwbouw zou de bouwer eigenlijk 300 euro extra budget hebben om een krediet af te lossen bij de bank. Daar wordt veel te weinig op ingezet.”
Philippe Janssens: “De waarde van vastgoed wordt steeds meer door z’n EPC-waarde bepaald, daardoor moeten banken zelf een soort energieadviseur worden voor hun klanten. De banken voelen heel goed dat ze op dat energiestuk zelf niet alleen kennis moeten opbouwen, maar ook een soort rol zullen moeten hebben als een betrouwbare derde partij om ervoor te zorgen dat zij zelf in samenspraak met hun klant een goede deal kunnen maken. Het klopt ook dat het beter is om zo snel mogelijk iets te kopen. Wie denkt dat wonen nu al duur is, wacht beter niet te lang. De prijzen zullen onvermijdelijk nog meer de hoogte in gaan.”
Niko Demeester: “Het is een feit dat we in de bouwsector voor grote uitdagingen staan. Als we voorbij de korte termijn kijken, dan zien wij dat we de woonmarkt niet puur mogen laten meegaan met de conjunctuur in goede en slechte tijden, want we zullen de komende 30 jaar structureel meer moeten bouwen puur om aan de stijgende woonbehoefte te kunnen voldoen. Dus we gaan wel moeten zorgen dat we scherp staan qua businessmodellen, maar we gaan ook de nodige (niet-)financiële ondersteuning van de overheid moeten hebben om werkelijk de komende jaren continu te blijven stijgen.”
Johan De Vlieger: “De overheid begint wel inzicht te krijgen: kijk maar naar de btw van 6 procent op de huurwoningen. Het begint te dagen, al is het wel een beetje laat. De verkiezingen zullen dit proces mogelijks opnieuw vertragen, maar we moeten blijven duwen met de federaties.”
Niko Demeester: “Er moet inderdaad meer een sense of urgency komen bij de politiek. We zagen het al bij alle politieke partijen tijdens onze voorbereidingen voor de verkiezingen: dat stond vorig najaar op geen enkele politieke radar van de partijen. Nu zie ik dat elke politieke partij een woonplan begint te maken. Dan moeten we ook wel nog hopen dat ze het effectief gaan uitvoeren en dat we geen twee jaar gaan verliezen, want we lopen serieus achter. We moeten 225.000 bijkomende woningen hebben in ons land tegen 2030. Waarom hameren we daar zo hard op? Niet alleen om de woningsector weer recht te krijgen, maar ook omdat je anders met een serieus politiek probleem zit. In Nederland moeten ze bijvoorbeeld tegen 2030 een miljoen woningen bijbouwen. De wooncrisis was een van de belangrijkste politieke kwesties in Nederland de afgelopen jaren. De politici moeten beseffen dat wonen niet alleen maar wat morrelen betekent aan rentes en premies, maar vooral een tikkende tijdbom is als je dat niet op tijd oplost.”
Het wordt vaak gezegd dat we in België steeds meer naar een huurmarkt evolueren. Ik heb de indruk dat die markt wel groeit in absolute cijfers, maar dat dat aandeel toch nog altijd zeer klein blijft.
Christophe Lejeune: “De Vlaming blijft een baksteen in de maag hebben. Zeventig procent van de Belgen bezit een woning en dat gaat amper naar beneden, en het is significant als je dat cijfer vergelijkt met Nederland of Duitsland. Dat zijn totaal andere markten en daarom is België ook net zo’n stabiele vastgoedmarkt.”
Niko Demeester: “Dat klopt denk ik wel. De huurmarkt zal stilaan verder groeien, maar het zal traag gaan. Wat gebeurde er de voorbije jaren? Heel veel investeerders en verhuurders zijn vertrokken wegens stijgende kosten en geblokkeerde huurprijzen. Die moeten nu zien terug te keren. Verhuurders moeten ervoor zorgen dat hun verhuurappartementen bijvoorbeeld richting energieneutraliteit evolueren. Zij moeten uitzoeken hoe ze stappen moeten zetten en hoe ze dat kunnen doorrekenen in de huur.”
Johan De Vlieger: “Die traagheid en spanning tussen vraag en aanbod, dat heeft één heel grote oorzaak. Hoe komt het dat dat spanningsveld überhaupt bestaat? Hoe komt het dat de vraagzijde groter is dan het aanbod? Omdat er een groot probleem is aan de aanbodzijde. We organiseren artificiële schaarste, en dat is niet normaal. Die prijzen en schaarste van woningen worden kunstmatig omhoog gestuwd omdat er te weinig vergunningen zijn. Tegenwoordig moet je voor alles een vergunning aanvragen. Het loont de moeite de verhouding te bekijken tussen het aantal aanvragen naar vergunningen en het aantal afgeleverde vergunningen doorheen de tijd. Die verhouding neemt alleen maar toe, wat dus wil zeggen dat er alsmaar meer wordt aangevraagd terwijl er steeds minder wordt aangeboden.”
Philippe Janssens: “In de notarisbarometer zien we dat de koopkracht van jonge mensen achteruitgaat. Dat heeft natuurlijk te maken met onder andere de rente. Daarom wil ik een oproep doen voor die problematiek. Waarom kan er niet voor jonge mensen tot 35 jaar een soort woonspaarplan opgesteld worden? In de plaats van pensioensparen kunnen mensen dat geld dan in een fonds steken dat fiscaal gestimuleerd worden. Het beste pensioen dat een mens kan hebben is zijn eigen woning.”
Niko Demeester: “Dat zou een goede remedie kunnen zijn, maar het probleem voor de jonge kopers vandaag ligt niet alleen in de rente. Daarnaast vragen banken ook meer eigen inbreng van de kopers. Op vraag van Embuild Vlaanderen voert de Vlaamse daarvoor nu een overheidswaarborg in: mensen die een groot genoeg loon hebben om over 20 of 25 jaar die afbetaling te doen, maar die nu juist het nodige startkapitaal missen, daarvoor moeten we een overheidswaarborg voorzien.”
Het idee dat jonge mensen niet meer zo gehecht zijn aan eigendom, klopt dat?
Isabel Lapeirre: “We mogen niet iedereen over de zelfde kam scheren, maar ik denk het voor een deel van de jonge generatie wel klopt. Net zoals jongeren vandaag niet per se meer een eigen wagen hoeven te hebben, willen ze ook niet meer per se een eigen woning. Ze geven er vaak de voorkeur aan om een woning te huren die perfect af is, eerder dan dat ze nu een woning kopen waaraan ze nog tien jaar werk hebben en nog meer voor moeten sparen.”
Niko Demeester: “Jongeren zijn veel realistischer geworden over vastgoed. De eigendomswens van mensen hebben we onlangs nog geënquêteerd. We zien dat nog altijd acht op de tien mensen eigenaar van vastgoed wil blijven of worden. Daarnaast bleek ook uit de meeste antwoorden dat huren voor vele mensen een opstapje was naar kopen. Het moet een en-en-verhaal zijn: we hebben zowel op de huurmarkt als koopmarkt uitbreiding nodig, want het zijn allebei communicerende vaten. Het aanbod moet overal vergroten.”
Laten we het nog even hebben over de trends op de woningmarkt. Wat zijn dat volgens jullie vanuit de vraagzijde? Wat verlangen mensen en zijn er verschuivingen op te merken?
Christophe Lejeune: “De vraag naar kleinere wooneenheden is er volgens mij zeker één. Mensen zijn steeds meer bereid om kleiner te wonen om toch nog iets te kunnen betalen in de stad. Wat ik ook merk is dat in de hoogte bouwen stilaan geaccepteerd wordt. Daarnaast zijn buitenruimtes ook heel cruciaal. Dat moet minstens 10 tot 12 m² zijn. Als je dat kan integreren in je project, is dat een serieuze boost. Daarnaast zijn mensen steeds gevoeliger voor de energiezuinigheid van een project, maar dat is wel vaak geen trigger om iets wel of niet te kopen. Het wordt opgelegd door de overheid, maar uit zichzelf vinden ze dat niet zo belangrijk. Ten slotte worden overal alternatieven gezocht voor potentiële kopers, zoals hamsterhuren of huurkoopformules, enzovoort, maar die concepten slaan meestal niet echt aan.”
Isabel Lapeirre: “Wij merken vooral dat er veel twijfel is bij mensen of ze moeten renoveren of meteen een nieuwbouw kopen. Wij geven daarover heel veel infosessies, onder andere met voorbeelden en allerlei berekeningen. Er is daarnaast een bewustwording aan de gang van het energetisch belang van je woning, want het wordt vandaag ook eenvoudigweg opgelegd door de overheid. Daarom is er een structureel inzicht nodig van de overheid om een beter energiepeil haalbaarder te maken voor de mensen. Het stapsgewijs renoveren zoals mensen vroeger deden, dat wordt niet meer gedaan. Mensen willen een huis meteen afwerken. De doe-het-zelvers zijn stilaan aan het verdwijnen en ze zien ook steeds meer de nood in van totaalaannemers.”
Niko Demeester: “Over dat laatste kan ik zeker getuigen. Het is nu eenmaal technisch en financieel optimaler om in één keer te renoveren in plaats van tien jaar lang alles stapsgewijs te verbouwen. Als je nu verplicht wordt om meteen helemaal te renoveren, ben je sneller van al het gedoe af en heb je meteen een kwalitatief huis en je realiseert meteen je energiewinst.”
Isabel Lapeirre: “Daarnaast zijn er ook nog de gevolgen van de coronacrisis: mensen willen nu eenmaal ruimte voor een bureau voor thuiswerk, meerdere kamers, noem maar op. De vraag is hoe we ruimtes in onze woningen kunnen optimaliseren om ze zo goed mogelijk te gebruiken. Dat zogenaamde wooncomfort is vandaag heel belangrijk.”
Niko Demeester: “De samenstelling van de eigenaars en huurders wordt ook steeds diverser. Alleenstaanden, eenoudergezinnen, samengestelde gezinnen, kangoeroewoningen, enzovoort. Mensen leven ook veel langer, ouders trekken soms in bij de kinderen: alles kan tegenwoordig. Je zal verschillende segmenten in bepaalde wijken ook beginnen combineren. We zullen er goed moeten op letten dat die verschillende soorten woningen betaalbaar blijven voor de verschillende types gezinnen. Omgekeerd moeten we ook in het oog houden dat we die woning nog altijd op een rendabele manier kunnen bouwen.”
Waar willen mensen tegenwoordig liever wonen, is dat landelijk of stedelijk? Zien jullie daar tegenwoordig verschuivingen? Heeft de vlucht naar de groene rand van de stad zich sinds de coronacrisis doorgezet?
Christophe Lejeune: “Ik denk dat die vlucht gestokt is. Die vlucht had natuurlijk ook meer te maken met betaalbaarheid dan bijvoorbeeld met aanwezigheid van groen. Mensen konden eenvoudigweg de hoge prijzen in de stad niet meer betalen. Ik merk dat dat nog steeds de drijfveer is van jonge gezinnen om elders te wonen. Dat dat net groen gelegen is, is gewoon mooi meegenomen.”
Niko Demeester: “Maar je ziet wel dat mensen nog steeds graag nabij allerlei voorzieningen wonen. In al onze jongerenenquêtes zien we dat ook: comfortabel in de stad wonen met allerlei mogelijkheden tot ontspanningen, dicht bij voorzieningen voor kinderen, dat zijn enorme troeven. Ze nemen dan een hele rationele beslissing op basis van de prijs. Van een vlucht uit de stad kan je volgens mij zeker niet spreken. De vraag is alleen hoe wonen in de stad betaalbaar kan blijven voor die mensen. Een ander belangrijk probleem is dat steden vaak niet genoeg kennis en capaciteit hebben. Steden en dorpen willen op een professionele manier uitbreiden, maar zij hebben vaak niet genoeg capabele mensen om hun woonbeleid goed te kunnen organiseren. Dat is schrijnend, want omgekeerd zijn er frustraties bij ontwikkelaars. Zij willen gemeenten alleen maar helpen om te proberen hoe ze aan die woonbehoefte kunnen voldoen. Als voorwaarde daarvoor moet je natuurlijk wel een goede tegenspeler hebben die je kan ondersteunen en niet blokkeert met absurde regels.”
Philippe Janssens: “Ik vind het nog altijd een onderschat aspect dat de (middel)grote steden enorm veel geïnvesteerd hebben op het publiek terrein. Wonen in een stad is niet meer zoals tien jaar geleden. Al wat je erbij krijgt – de faciliteiten, groen – wordt er allemaal in gestoken. De kwaliteit van het wonen is helemaal iets anders. Maar wonen in een appartement van tien jaar oud met een omgeving dat die steden creëren is fantastisch.”
Hoe kunnen we ons verouderde woonpatrimonium verduurzamen zonder dat dat de betaalbaarheid verder onder druk zet?
Niko Demeester: “Ik denk dat er al stappen in de goede richting gezet zijn, zeker met de recente renovatieverplichting. Je moet de markt zijn werk laten doen. Verkopers moeten zich tegenwoordig niet rijk rekenen met een verouderd pand, want voor een deel zullen ze wat in prijs moeten zakken zodanig dat het renovatiebudget voor kopers gevrijwaard blijft. Daarnaast moet je wel vaststellen dat het premiesysteem van de overheid goed werkt. Met dat steuntje erbij twijfelen mensen vaak geen moment. Renovatiekredieten van de banken nemen ook sterk toe. Ik denk dat de machine dus wel op volle toeren draait voor individuele renovatie. De vraag is: gaan we er daarmee komen?”
Ik onthoud: woningen zullen alleen maar duurder worden. Wat kan de sector zelf doen om alles betaalbaar te houden?
Johan De Vlieger: “Meer inzetten op innovatie. In wat we doen, het bouwmateriaal dat we gebruiken, de doorlooptijd op vlak van arbeid, typologie, architectuur enzovoort. Dat zijn goede middelen om de prijzen te drukken. Dat proberen we momenteel allemaal zelf te doen en dat is ook de reden waarom onze kostprijs, ondanks de stijging van de materialen, min of meer constant blijft.”
Isabel Lapeirre: “Wij zijn een kleinere onderneming, waardoor we vaak afhankelijk zijn van innovaties van andere ondernemingen. Wat onze troef is, is dat we als klein team heel nauw betrokken zijn bij de mensen vanaf het ontwerp tot de oplevering. Het gaat over optimalisering van ligging, ruimtes, ontwerp, enzovoort. Wij proberen altijd zo goed mogelijk in te zetten op bouwschil en oriëntatie, waar volgens mij iets te weinig rekening mee gehouden wordt, en daar de mensen ook op te wijzen.”
Christophe Lejeune: “Ik zie zelf twee oplossingen. Eerst en vooral: standaardisatie. Ik merk dat heel veel bedrijven aan het nadenken zijn hoe ze de kostprijs naar beneden kunnen halen, door zaken bijvoorbeeld als standaard aan te bieden. De klant die bereid is om minder keuzes te maken, zal in sommige gevallen zelfs geen keuzes meer moeten maken. Als je dat allemaal kan standaardiseren, dan kan dat een serieuze vermindering betekenen van de uiteindelijke prijs. Een tweede oplossing is volgens mij het schaalvoordeel. Iedere ontwikkelaar bestelt tegenwoordig afzonderlijk. Waarom eens niet gewoon samenzitten en samen iets aankopen om de prijs wat te drukken?”
Isabel Lapeirre: “De markt moet je wel laten spelen om de prijs correct te houden. Anders ga je over naar een systeem waar alleen maar mastodonten zijn. Dat is ook wat het probleem is met onze toeleveranciers. De bouwkost is zodanig hoog geworden, en dat heeft deels te maken met het feit dat er niet genoeg verschillende partijen meer zijn.”
Niko Demeester: “Onze rol als aannemers is voornamelijk om het bouwproces te verbeteren, onder andere door middel van automatisering, standaardisering, enzovoort. We moeten eigenlijk meer gaan naar een systeem van design for manufacturing, zodat je grotere volumes kan draaien. Als wij het niet doen, dan kunnen over een paar jaar Ikea of allerlei Chinese bedrijven dat hier doen. Ook op vlak van bouwmaterialen moeten er meer innovaties gebeuren. Cement is bijvoorbeeld heel co²-intensief. We hebben nu bakstenen die co² kunnen opslaan. We moeten er ook voor zorgen dat zoveel mogelijk circulair wordt. De voorbije 20 jaar hebben we zijn we overgestapt van schroeven naar lijm om bouwelementenvast te plakken. Dat is echter niet goed om nadien opnieuw te demonteren en materialen te hergebruiken. Het probleem is daarnaast dat het gebrek aan snelle en goede vergunningen ons parten blijft spelen.”
Johan De Vlieger: “Dat klopt, vooral die vergunningen zijn voor ons een grote bron van frustratie. Zo is modulair bouwen een zeer goed idee om de toekomst van de woonsector te verzekeren. Als je vandaag ergens zo’n woning wilt plaatsen, dan is dat nog maar één module en daar heb je ook een vergunning voor nodig. Als je daar na verloop van tijd nog iets wilt bijzetten, dan heb je alweer een vergunning nodig. Bovendien is het nooit gegarandeerd dat je een extra module zal mogen bijbouwen, omwille van verschillende factoren. Er zou beter een vergunning worden toegekend voor de totaliteit met de mogelijkheid, zonder verval, dat je dat in segmenten mag gaan doen. We mogen niet vergeten dat we stilaan in een wooncrisis verkeren. Tegen 2030 moeten er netto zo’n 225.000 woningen worden bijgebouwd. Dat is een enorme uitdaging. Onze sector heeft bereidheid, kennis en wil om aan de zijde van de overheid die woningnood te lenigen. Er is nood een aan een volwaardig partnership. De overheid moet vergunningen afleveren. Ze moeten zich zo snel mogelijk bezighouden met de stedenbouw van morgen. We reiken de hand.”
Niko Demeester: “Als de overheid zijn doel wilt behalen, dan zouden we ook nog eens drie tot vier keer meer woningen per jaar moeten renoveren. Het gaat niet alleen over een verruiming van het aanbod, we moeten ook meer snelheid maken qua renovatie. Dat wil dus zeggen dat we een hele nieuwe manier van renoveren in de markt moeten zetten. Daar zijn de vergunningen natuurlijk weer belangrijk. Dat is het sleutelwoord van de toekomst. Er staan ons grote uitdagingen te wachten, maar dat is utopisch als er geen vergunningen zijn. Er moet een duidelijker regelgevend kader bestaan, zowel voor vergunningen als financiering en verschillende woonvormen. We schalen niet snel genoeg op, waardoor we blokkeren. Maar het kan, en de politiek weet ook dat het moet, anders komen er maatschappelijke spanningen.”
Johan De Vlieger: “Precies. En als ik nog even mag? Ik vind het jammer dat onze sector nog steeds zo’n slecht imago heeft. De samenleving moet ons zien als partner, niet als een betonboer die enkel voor eigen gewin opereert. Zitten er cowboys in onze sector? Absoluut, maar die zitten in alle sectoren. Over het algemeen wil de woningsector een partner zijn om samen een duurzame thuis te realiseren. We zijn de grootste werkgever van het land. Beschouw ons als een partner, als een fijn huwelijk in één bed, niet in twee verschillende bedden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier