Viroloog Steven Van Gucht mijmert in onze strandstoel over zijn jeugdjaren en kijkt uit naar een zorgeloze zomer: “Professor Barabas was mijn held”
“Ja, we zitten in een nieuwe coronagolf. Neen, ik denk niet dat er nieuwe maatregelen komen die ons leven beperken.” Viroloog Steven Van Gucht kijkt uit naar een vrij zorgeloze zomer. In de schaduw van het Museum voor Natuurwetenschappen praten we over zijn jeugd en over de impact van twee hectische jaren op zijn en ons leven. Een gesprek ook over de invloed van Suske en Wiske op de jonge Van Gucht en over de lessen die hij trok uit de boerenstiel.
We plaatsen de strandstoel van De Zondag twee maanden lang op een plek die onze gast een vakantiegevoel bezorgt. Steven Van Gucht wil met ons naar het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel. “Ik kom bijzonder graag naar dit fantastische museum”, vertelt hij. “Mijn zoon is nu 16 en een bezoek aan het Museum voor Natuurwetenschappen is zowat een jaarlijkse uitstap. Eigenlijk is dit veel leuker dan een zoo, want je leert hier enorm veel over onze geschiedenis.” Als kind bracht Steven Van Gucht zijn vakanties steevast in de Ardennen door. “Mijn grootouders hadden daar een caravan. Dat zijn de mooiste vakantieherinneringen. We gingen vaak vissen, maakten de vis schoon in de rivier en gooiden die ’s avonds op de barbecue. Het was de kunst om de rivier te kunnen lezen en de plaatsen te vinden met stroomversnellingen. Daar zat de vis. Ik mis het eigenlijk wel, dat vissen.”
U groeide op op een boerderij, hoe was dat?
“Op de boerderij van mijn vader werden kalveren vetgemest. In het weekend en de vakanties moesten wij veel werken. Het was wel leuk om dat samen met je broer en zus te kunnen doen, dus we lachten ook veel. Op de boerderij heb ik stevige armen gekweekt.”
Welke waarden heeft u thuis meegekregen?
“Respect voor de natuur en de dieren was heel belangrijk. Wie beweert dat veeteelt en dierenwelzijn niet samengaan, krijgt mij kwaad. De meeste boeren zorgen ervoor dat hun dieren een goed leven hebben. De boerenstiel is zeer zwaar, het is vechten voor je boterham. Mijn vader maakte nooit veel drama en wist altijd goed te relativeren. Je moet jezelf niet te belangrijk vinden. De meeste van je successen zijn voor de helft verdienste, voor de andere helft geluk. Daar moet je over nadenken als het slecht gaat, maar ook als het goed gaat. En we leerden ook de deugden van hard werken.”
Ligt op de boerderij ook de basis van uw studies diergeneeskunde?
“Er kwamen bij ons thuis geregeld dierenartsen langs. Ik zag veel virale ziekten bij de dieren die niet opgelost geraakten en ik dacht: hier moet toch meer mogelijk zijn. Dat heeft mijn studiekeuze wel bepaald. En ik vond studies geneeskunde geweldig lang duren: 7 jaar. Diergeneeskunde was maar 6 jaar.” (lacht)
Had u als kind een voorbeeld, een wetenschapper waar u naar opkeek?
“In stripverhalen en jeugdreeksen raakte ik altijd gefascineerd door de professor: Barabas bij Suske en Wiske, Gobelijn bij Jommeke, Napoleon bij Merlina… Ik was altijd fan van de professoren en uitvinders, want die hadden voor alles een oplossing. Ik denk dat het daar begonnen is. Barabas, dat was toch wel mijn held. Ook mijn liefde voor geschiedenis komt voort uit die strips. Met de teletijdmachine bracht Willy Vandersteen je naar de tijd van de Spanjaarden, de Romeinen, de Grieken… Een ander element was het belang van familie. Suske en Wiske hadden geen vader en moeder, maar wel tante Sidonia en nonkel Lambik waarmee ze een hechte band hadden. Ik zat in een gescheiden gezin, wat niet gemakkelijk was. Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik tien jaar was. Ik heb me wel vaak met Suske en Wiske geïdentificeerd.”
Dan vermoedde u wellicht nog niet dat u ooit zelf professor zou worden?
“Mijn doel aan de universiteit was slagen in het eerste jaar. Ik dacht niet verder dan één jaar vooruit, nog altijd niet trouwens. Achteraf gezien had ik iets minder hard moeten studeren en wat meer moeten genieten. Ik twijfelde immers of ik het wel zou kunnen. Ik was de eerste van het gezin die ging studeren. We hadden thuis weinig financiële middelen en ik kreeg een studiebeurs. Moeder benadrukte dat ik maar beter meteen geslaagd kon zijn.”
Na twee hectische jaren zijn de laatste maanden voor u wellicht iets rustiger geweest. Kwam er een weerbots?
“Dat valt redelijk goed mee. Ik moet me wel nog meer dan vroeger oppeppen voor administratie. Ik heb een labo met twintig mensen, daar komt niet alleen wetenschap, maar ook veel papierwerk bij kijken. Langs de andere kant apprecieer ik wel weer de rust. Als ik ’s morgens opsta en ik heb geen enkele gemiste oproep, dan is dat een verademing. Het is twee jaar anders geweest.”
Bent u stressbestendig?
“Ik denk het wel, want anders had ik het niet volgehouden. Dat is ook dankzij de waarden uit mijn jeugd. In de boerenstiel is er weinig compassie, dat is werken, niet te veel zagen. Je moet wel waakzaam zijn en kijken dat je niet volledig opbrandt. Ik heb het moeten leren om af en toe wat afstand te nemen.”
Is het coronavirus op zich een interessant gegeven voor u als onderzoeker?
“Absoluut. We hebben in de geschiedenis nog nooit een pandemie van zo dichtbij kunnen volgen. Alleen al het feit dat we via internet al die landen tegelijkertijd konden monitoren was uniek. Je kunt hier nog 15 jaar onderzoek op blijven doen. We krijgen meer en meer kwalitatieve studies binnen. We hebben ook veel geleerd, bijvoorbeeld over het belang van aerosolen.
Dat belang is aanvankelijk erg onderschat.
“Dat is juist, dat is onvoldoende erkend. Maar had het in de eerste golf veel verschil gemaakt? Onze eerste reactie was een lockdown: iedereen thuis, zo weinig mogelijk contacten. Het werd wel belangrijk toen we de maatschappij weer openzetten. Dan hadden ventilatie, verluchting en maskers plots veel meer zin, ook in het kader van de aerosolen. We hebben die bocht sneller dan veel andere landen gemaakt, maar nog te traag, laat dat duidelijk zijn.”
We hadden vrij snel vaccins. Heeft de wetenschap zichzelf overtroffen?
“Ik denk het wel. De RNA-vaccins zijn prachtig in hun eenvoud en ze zijn heel goed. De RNA-technologie is een echte revolutie. Die technologie bestond al, maar is nu voor het eerst gebruikt bij vaccins. Een ander gegeven is de globale samenwerking. Enorm veel wetenschappers hebben meteen alles laten vallen en hun focus verlegd naar covid.”
Ook bij Sciensano was het alle hens aan dek. Is het belang van zo’n gezondheidsinstituut nu voor iedereen duidelijk?
“We hebben tijdens de pandemie versterking gekregen, maar zijn nu wel weer in besparingsmodus. Het geheugen is dus vrij kort, dat kan ik u zeggen. Dat is jammer, want er komen nog pandemieën. Alles wat we gedaan hebben om covid te bestrijden, is ook de voorbereiding voor de volgende pandemie. Maar er zit een gat in de schatkist en iedereen vraagt geld. Ik begrijp dat wel.”
Is corona een les in nederigheid voor de mensheid?
“Ik denk dat het een grote wake-upcall is. We kunnen dit soort zaken niet controleren en dan hebben we met covid nog geluk gehad. Voor de meeste mensen was het vrij mild, slechts bij een klein percentage waren de gevolgen zeer ernstig en je zag dat zelfs dat al voldoende was om de maatschappij volledig tot stilstand te doen komen. We hebben het geluk gehad dat we tegen dit virus een vaccin konden ontwikkelen. Voor HIV is dat bijvoorbeeld nog altijd niet gelukt.”
Veel coronamaatregelen hadden een grote impact op de mensen. Raakte u dat?
“Dat heeft continu in mijn hoofd gezeten van dag één tot nu. Men maakt daar soms een karikatuur van: de virologen denken alleen aan het virus. Dat is niet waar. Je overweegt alle aspecten, maar het mag je advies ook niet te veel beïnvloeden. Je moet altijd naar de wetenschappelijke basis kijken.”
Bewoners in woonzorgcentra werden in complete isolatie geplaatst. Waren zij de grootste slachtoffers?
“Dat was zeker zo. Uit verschillende hoeken probeerde men druk te zetten op de wetenschappers, maar ik heb nooit een brief gekregen van iemand uit een woonzorgcentrum. Die mensen worden niet gehoord. De VRT heeft wel een heel nobel initiatief genomen door een rusthuisbewoner (de 89-jarige Roger Lybaert, red) uit te nodigen in De Afspraak voor een getuigenis over eenzaamheid en isolement. Het was een van de weinige keren dat ik een stem uit the inside kreeg.”
Is dit typerend voor de manier waarop wij als maatschappij met ouderen omgaan?
“Ja. Het zijn de meest zwakke mensen. Zij vinden de weg niet om hun stem te laten horen. Hetzelfde geldt voor mensen die ziek zijn. We hoorden veel lawaai van antivaccingroepen of uit economische sectoren, maar zelden van patiëntenverenigingen. Ook die stem hoorde je te weinig.”
U werd van onbekende wetenschapper plots een bekend gezicht. Hoe gaat u daarmee om?
“Je moet dat aanvaarden. Het is wel leuk om een interview als dit te geven, maar ik hou ook wel van rust. In Nederland of in Brussel kan ik nog vrij anoniem rondlopen, maar in Vlaanderen is dat onmogelijk. Dat blijft wennen. Het is wel fijn dat ik mensen kan helpen vanuit mijn levenservaring of het feit dat ik zelf ook moeilijkheden overwonnen heb. Toen ik bijvoorbeeld sprak over mijn slapeloosheid, kreeg ik reacties van mensen die zich daardoor gesterkt voelden.”
De grootste graad van bekendheid is wellicht een passage in De Slimste Mens . Hebt u meteen toegehapt?
“Ik had me voorgenomen om mijn sérieux te behouden en niet mee te doen aan puur entertainment, maar De Slimste Mens was de uitzondering. Wie maakt dat mee? (glundert) Niet veel mensen kunnen dat zeggen. Het was trouwens een heel fijne ervaring.”
Hoge bomen vangen ook veel wind.
“In het publieke leven ben ik nog nooit beledigd, maar via sociale media krijg je wel veel bagger over je heen. Ik merk dat dat bij mijn collega-virologen net hetzelfde is, ook in het buitenland. We sterken elkaar daar wel wat in. Politiebescherming, doodsbedreigingen… Je weet dat het ook collega’s overkomt. Dat zorgt ervoor dat je het toch wat minder persoonlijk neemt.”
Mijdt u sociale media?
“Ik ga sowieso niet in discussie en ik post geen commentaren. Sommige van mijn collega’s doen dat wel. Dat is hun goed recht, maar dan krijg je natuurlijk heel wat over je heen. Het is voor mij ook een stuk zelfbescherming.”
De zomervakantie is gestart. Wat verwacht u op vlak van corona?
“We zitten nu weer in een nieuwe golf. Ik maak me persoonlijk geen zorgen over de brede bevolking, maar wel over de oudere mensen of mensen met onderliggende aandoeningen. Hoe kunnen we die kwetsbare groep beter beschermen? Dit moet nu onze focus zijn. Los daarvan wordt het volgens mij een vrije zomer en komen er geen algemene restricties. Voor het najaar en de winter wordt het nog wat afwachten. Komt er een nieuwe variant? Het zuidelijk halfrond zit nu in de winter, maar het blijft daar vrij rustig.”
Gaan we in het najaar naar een nieuwe vaccinatiecampagne?
“Sowieso. De Hoge Gezondheidsraad bereidt momenteel een advies voor dat naar de taskforce vaccinatie en naar de ministers van Volksgezondheid gaat. Zij zullen communiceren hoe die campagne in het najaar er zal uitzien: welke groepen benaderen we prioritair en komt er een campagne naar de brede bevolking? Richting oktober komt er wellicht een omikronvaccin, maar laat dat geen excuus zijn om te wachten om je te laten vaccineren. Het huidige vaccin beschermt goed tegen ernstige ziekte. We zien wel dat na enkele maanden de bescherming tegen de besmetting verzwakt. Laat echter nooit een kans schieten om je te laten vaccineren, zeker als je in de risicogroep zit. Je neemt het vaccin beter nu dan later, ook al is het dan aangepast aan een nieuwe variant.”
Ik wens u een zomer zonder veel corona. Heeft u vakantieplannen?
“Ik ga op reis, maar heb tegen mijn gewoonte in nog niets gepland. Ik hou van de bergen en van een actieve vakantie. Ik mag binnenkort met mijn peter naar Duitsland om in de Eiffel te vliegvissen op wilde forel, net zoals in the old days . Daar kijk ik erg naar uit. We hoeven niet meteen veel te vangen, vissen gaat ook om kameraadschap. Dan staan we samen in de rivier met in het borstzakje een flesje met sterkedrank. Dat is sowieso een mooie ervaring.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier