Topman Lieven Boeve van Katholiek Onderwijs Vlaanderen blikt vooruit naar nieuwe schooljaar: “Leren is fantastisch, daar haal je volop plezier uit”
“Het hele discours rond de dalende onderwijskwaliteit is erg opgeklopt”, vindt Lieven Boeve, directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. “Ik zeg niet dat er geen problemen zijn, maar ons onderwijs is degelijk van kwaliteit.” Aan de vooravond van de start van het nieuwe schooljaar is duidelijk dat er onvoldoende leerkrachten zijn. Via een graduaatopleiding tot onderwijsassistent en door jonge leraren een behapbare opdracht te geven, wil hij het lerarentekort terugdringen. “We moeten in ons onderwijs naar een cultuurwijziging.”
Lieven Boeve geniet van zijn laatste vakantiedagen wanneer we hem ontmoeten in de Voerstreek. De zon schijnt volop en ook al draagt hij een das, de topman van Katholiek Onderwijs Vlaanderen oogt ontspannen. De batterijen zijn opgeladen om aan een nieuw schooljaar boordevol uitdagingen te starten. Zo zullen de 750.000 leerlingen die in het katholiek onderwijs les volgen niet elk lesuur een leraar voor de klas zien staan.
Heeft u een zicht op de omvang van het lerarentekort in uw scholen?
“Het verschilt vaak sterk van regio tot regio. Zo gaat het in Brussel om een structureel probleem. Er is een school in Anderlecht die zal starten met 10 van de 17 leerkrachten. Het is niet in elke school zo dramatisch, maar toen ik vorig jaar schoolbezoeken deed, was er geen enkele school waar er niet één of meerdere leerkrachten te kort waren. Openstaande vacatures geraken niet ingevuld, maar het is ook schrijnend dat veel scholen geen vervangers vinden wanneer leerkrachten bijvoorbeeld ziek zijn. Scholen zoeken creatief naar oplossingen. In het basisonderwijs gaat de zorgcoördinator of zelfs de directeur dan maar voor de klas staan. Ik denk dat de meeste leraren wel bereid zijn om voor even een tandje bij te steken, maar op dit moment is het vaak niet meer tijdelijk. Dat is een dodelijke spiraal. Als we die niet kunnen doorbreken, zal het lerarentekort alleen maar erger worden.”
Waar ligt de oplossing?
“We hebben in het Vlaams parlement net voor de zomervakantie een aantal voorstellen gedaan. Zo willen we zij-instromers die uit een andere branche komen en voor het onderwijs kiezen, tot 20 jaar anciënniteit geven. Dan wordt het voor veertigers ook aantrekkelijk om naar het onderwijs te komen. Een tweede voorstel is dat scholen de middelen voor de leerkracht die ze niet kunnen vinden, anders kunnen besteden. Bijvoorbeeld door iemand met een ander profiel te zoeken of het geld te gebruiken voor aanpassingen aan lokalen. Weinig scholen kunnen momenteel klassen samen zetten omdat ze er de plaats niet voor hebben. Dat zijn twee maatregelen die op korte termijn een oplossing kunnen bieden.
En welk initiatief kan structureel iets aan het lerarentekort veranderen?
“We moeten de groep waaruit we leerkrachten rekruteren vergroten en een lerarendiploma voorzien voor al wie naar het onderwijs wil. Op dit moment kunnen in het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs enkel bachelors aan de slag. Aangezien er geen masteropleiding is voor die onderwijsniveaus, lopen we veel leraren mis. Ook missen we in onze onderwijsleerladder een graduaatopleiding zoals de HBO5 verpleegkunde. Via zo’n opleiding zouden 18-jarigen er kunnen voor kiezen om onderwijsassistent te worden. Zo’n onderwijsassistent heeft geen eindverantwoordelijkheid in de klas, maar kan de leraar wel ondersteunen. Het is eigenlijk schuldig verzuim dat die master- en graduaatopleidingen er nog niet zijn. We hebben dat al lang geleden voorgesteld.”
Jonge leerkrachten krijgen nu vaak de moeilijkste opdrachten of de lastigste klassen ten voordele van oudere collega’s. U dringt aan op een cultuurwijziging bij de vakbonden op dat vlak.
“Niet alleen bij de vakbonden, maar in het geheel van het onderwijs hebben we nood aan een cultuurwijziging. Momenteel is het zo dat wie het langst lesgeeft, vaak het meest rechten kan laten gelden en de beste opdracht krijgt. Zo is het echter zeer moeilijk om een beleid te voeren voor jonge leerkrachten. Die willen we een behapbare opdracht kunnen geven zodat zij niet vroegtijdig het onderwijs verlaten. Scholen kunnen dat in principe zelf doen, maar in de feiten gebeurt dit zelden. Een directeur kan die cultuur niet zomaar veranderen, we moeten dat samen doen, ook in overleg met de vakbonden.”
Volgens werkgeversorganisatie VOKA zijn er in Vlaanderen wel degelijk voldoende leerkrachten, maar zetten we ze niet efficiënt in en doen te veel leraars andere taken. Heeft men een punt?
“Dat klopt maar voor een deel. Een leerkracht die zorgleerkracht of coördinator is, doet eveneens nuttig werk. Bovendien is het een manier om de vlakke onderwijsloopbaan te doorbreken. We zijn er wel van overtuigd dat we onderwijs beter kunnen organiseren. Zo kan je op niveau van een regio bekijken of het wel efficiënt is dat een bepaalde richting met relatief weinig leerlingen in verschillende scholen wordt aangeboden. Bovendien wordt de opdracht van een leraar op niveau van een school toegewezen, terwijl het interessanter en efficiënter zou zijn om dat op niveau van de scholengemeenschap of het schoolbestuur te doen.”
Vreest u niet dat al die negatieve berichtgeving rond het lerarentekort, maar ook rond de dalende onderwijskwaliteit jongeren ervan zal weerhouden om aan de opleiding tot leerkracht te starten?
“Voor een aantal mensen zal dat inderdaad zo zijn. Langs de andere kant zullen er ook wel jongeren zijn die net wel voor onderwijs kiezen omdat hun opdracht duidelijk is. Dat hele discours rond de onderwijskwaliteit is enorm gemediatiseerd en opgeklopt. Ik zeg niet dat er geen problemen zijn, maar het lijkt wel alsof niemand nog zijn werk doet, wat niet waar is. Ons onderwijs is degelijk van kwaliteit. Het is niet zo dat we plots voor alles aan de staart van de wereldranglijst bengelen. Nee, we zitten op een goed niveau, maar een deel van de voorsprong die we hadden, zijn we wel kwijtgeraakt en daar moeten we dus iets aan doen. Het lerarentekort verhelpen is daar dé oplossing voor.”
Krijgt het onderwijs te veel taken toegeschoven, waardoor er te weinig tijd overblijft voor elementaire zaken?
“Als onderzoek zegt dat er structureel minder gelezen wordt, dan heeft dat misschien ook te maken met al die andere dingen die onderwijs ook moet doen. Het is terecht dat minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) af en toe zegt dat we moeten focussen op Nederlands en wiskunde. Er moet een brede vorming zijn, maar dat goed leren lezen en rekenen belangrijke vaardigheden zijn, is vanzelfsprekend.”
Vanaf 2024 komen er centrale toetsen in het onderwijs. Zijn ze een goed instrument om aan de onderwijskwaliteit te werken?
“Veel lezers zullen zich herinneren dat er in het katholiek onderwijs interdiocesane toetsen zijn. Die zijn er bijvoorbeeld voor Nederlands, wiskunde, Frans, wetenschappen en techniek op basis van onze leerplannen en wat er dus reëel in de klas gebeurt. Nu out of the blue centrale toetsen invoeren geeft ons een nieuwe thermometer, maar neemt de koorts niet weg. Bovendien zijn die centrale toetsen enkel op eindtermen gebaseerd en niet op leerplannen, die vaak veel meer van leerlingen vragen. De ironie is dat twintig jaar geleden de eindtermen in het onderwijs zijn ingevoerd en dat sindsdien het niveau gezakt is omdat iedereen zich daarop is gaan blindstaren. Eindtermen zijn minimumdoelen die alle leerlingen moeten behalen. Misschien zijn het wel de eindtermen die ervoor gezorgd hebben dat we het koppeloton in wiskunde verloren zijn? Dat is alleszins het vermoeden van een aantal wetenschappers.”
Het Grondwettelijk Hof heeft net voor de zomervakantie – tot uw grote tevredenheid – de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad verworpen. Kan u aan ouders en leerlingen uitleggen waarom die nieuwe eindtermen geen goede zaak zijn?
“Het waren er te veel en ze waren te uitgebreid, waardoor er geen tijd genoeg is om de dingen echt grondig te doen. Ik geef een voorbeeldje: als je de tafels van vermenigvuldiging wil kennen, zal dat niet lukken door die één keer te oefenen. Er is veel tijd nodig om iets grondig te kennen en met die nieuwe eindtermen zou die er niet zijn. Dat betekent ook dat leerlingen die het moeilijk hebben geen extra ondersteuning krijgen en dat bollebozen geen bijkomende uitdaging krijgen, want de leerstof moet tijdig afgewerkt worden. Het zou er ook voor gezorgd hebben dat scholen geen tijd meer hebben om eigen accenten te leggen, zoals bij voorbeeld Duits of esthetica geven, seminaries organiseren of een eigen project uitwerken. Als er nieuwe eindtermen komen, moet dat een beperkte set van duidelijk omschreven minimumdoelen zijn.”
Hoe kijkt u naar het al dan niet inkorten van de zomervakantie?
“Ik ben blij dat we nu nog tien dagen vakantie hebben! (lacht) Kijk, als het pedagogisch onomstotelijk vaststaat dat een kortere zomervakantie beter is, dan willen wij daar zeker over nadenken. Momenteel kijkt men hiervoor vooral naar buitenlands onderzoek, maar ik vind dat we toch de specifieke Vlaamse context in rekening moeten brengen. Het pedagogische zit hem niet enkel op niveau van de scholen, maar ook in wat er voor de rest in de vakantie gebeurt. Het jeugdwerk in Vlaanderen doet heel waardevolle dingen. Heel veel jonge mensen nemen verantwoordelijkheid in jeugdbewegingen of speelpleinwerkingen. De vele zomerkampen zijn waardevolle leermomenten. Dat is bij ons veel beter uitgebouwd dan in het buitenland.”
In Wallonië is de inkorting een feit en start het schooljaar straks op maandag 29 augustus.
“Daar is de beslissing inderdaad genomen. We hebben frequent contact met het katholiek onderwijs in Franstalig België. Het is zeker de bedoeling om na te gaan welke lessen zij daaruit trekken.”
Onze maatschappij is erg divers geworden. Heeft ons leerkrachtenkorps op dat vlak een inhaalbeweging te maken?
“Er zijn basisscholen waar de laatste meester met pensioen is. Dat is een enorm probleem. Voor de rest is het ook wel zo dat de leraarskamer vooral wordt bevolkt door de witte middenklasse. Ik weet dat er dan ook vaak gekeken wordt naar de vraag of leraren een hoofddoek mogen dragen. Een aantal scholen in het katholiek onderwijs laten dat toe. Ik hoop wel dat er wat meer mensen met migratieachtergrond een onderwijsdiploma behalen. Een opleiding tot onderwijsassistent zou ook wat dit betreft een goede zaak zijn.”
Welke boodschap heeft u voor de leerlingen voor het nieuwe schooljaar?
“Vaak hoor je een tegenstelling tussen leren en plezier, maar dat is niet zo. Leren is fantastisch. Leren is vaak hard werken, maar zodra je iets beheerst, haal je daar volop plezier uit. Die ervaring moeten zoveel mogelijk van onze jongeren kunnen meemaken: het plezier van iets geleerd te hebben, ook al vraagt het een inspanning.”
Heeft u dat plezier zelf ook ervaren in uw eigen schooltijd?
Ja, absoluut. Wat is er mooier dan leerkrachten die de begeestering voor hun vak overbrengen op hun leerlingen? En ik beleef er zelf ook nog altijd plezier aan, want ik geef elke woensdagavond les aan de KU Leuven.”
U verloor uw vader toen u pas 7 jaar was. Hoe heeft dat uw jeugd beïnvloed?
“Dat was inderdaad een groot verlies, maar we zijn daar sterker uitgekomen. Het klinkt raar om dat te zeggen, want ik zou natuurlijk liever hebben gehad dat hij er wel nog was. Ik was de oudste van vier kinderen en heb op heel jonge leeftijd veel verantwoordelijkheid gekregen. Later heb ik overal waar ik kwam ook verantwoordelijkheid genomen. Die twee zaken zijn ongetwijfeld met elkaar verbonden. Mijn vader was leraar mechanica in het VTI van Veurne. Mijn moeder was een verpleegkundige en kwam uit een landbouwersgezin waar men het heel belangrijk vond dat iedereen een diploma behaalde, ook de meisjes. In die zin ben ik echt een product van de sociale mobiliteit van na de Tweede Wereldoorlog.”
U hebt godsdienstwetenschappen gestudeerd. Wat betekent geloven op vandaag voor u?
“Ik sta heel realistisch in het geloof. Ik ben zeker niet rouwig dat de periode van het rijke roomse leven achter ons ligt. Deze nieuwe situatie zorgt ervoor dat je als gelovige je eigen weg daarin kunt zoeken. Ik denk wel dat het belangrijk is dat we gemeenschappen blijven hebben waar gelovigen elkaar ontmoeten. Of dat in de klassieke kerkstructuur zal zijn, laat ik in het midden. Het kan ook in een groep zijn die rond een abdij samenkomt. Ik hoop dat de verantwoordelijken voor de Kerk die nieuwe realiteit erkennen en ervoor zorgen dat we flexibel de overstap kunnen maken naar nieuwe manieren van kerk vormen.”
Welke rol kunnen de katholieke scholen daarin spelen?
“De katholieke dialoogschool zorgt ervoor dat mensen meer dan voorheen zelf de vraag stellen ‘wie ben ik?’ en in gesprek met elkaar tussen de verschillende levensbeschouwingen zelf op zoek gaan of ze christen zijn of niet. We werken dus aan een veel bewustere vorm van identiteitsvorming, of je nu gelovig bent of niet. Identiteit is vandaag een beladen woord in onze samenleving. Vanuit het katholiek onderwijs kunnen we een positieve bijdrage leveren door leerlingen daar op een goede manier mee om te leren gaan. Niet door iemand met een andere overtuiging te zien als een bedreiging, maar als een klankbord.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier