Groen Galicië, het buitenbeentje van Spanje: omweg naar Santiago
Galicië is in menig opzicht hét buitenbeentje van Spanje. Groener en met een koeler en natter klimaat dan de rest van het land. Een beetje mystiek ook, door zijn Keltisch verleden maar vooral door zijn beroemde weg naar Santiago de Compostela. Wij stappen mee.
Door Peter Van Oyen
In zijn reisboek De Omweg naar Santiago beschrijft de Nederlandse schrijver Cees Nootenboom zijn omzwervingen in Spanje, die in feite één grote omweg zijn naar Santiago de Compostela. Telkens vindt hij weer een excuus om niet recht op zijn doel af te gaan. Uiteindelijk komt ook Nootenboom aan, maar de reis is het belangrijkst. De reis is de weg, oftewel de camino. Al moeten we eigenlijk spreken van wegen, want er zijn meer dan 15 camino’s die leiden naar het graf van de Heilige Jacobus.
De bekendste is de Camino Frances, die heel wat bedevaarders aanvatten in O Cebreiro. Dit bergdorp op de grens tussen de provincies Leon en Galicië ligt een goede 150 kilometer van Santiago, en dat is genoeg om bij aankomst het fel begeerde certificaat ‘compostela’ te krijgen (wie minstens 100 kilometer te voet aflegt of 200 kilometer met de fiets, heeft hier recht op, red.). Het kleine charmante dorpje staat bekend om zijn oeroude preromaanse Santa-Mariakerk, met Heilige Graal. Bedevaarders rusten even uit in de geplaveide straatjes met de typische ronde huizen met strodaken, pallozas genaamd. In de Hospederia de San Giraldo de Aurillac, die al sinds de negende eeuw in gebruik is, kan je noedelsoep en schapenvlees eten. Krachtvoer voor de stappers.
Op naar Samos, waar een benedictijner kloostercomplex wacht, gezegend met een interessante architectuur en dito interieur. Ook bijzonder is Portomarin. Dit dorp lag ooit naast de rivier de Minho, maar toen die in de jaren 60 werd afgedamd om een stuwmeer te creëren, werden heel wat historische gebouwen steen voor steen verplaatst naar een nieuwe plek. Ook het Romaanse gebedshuis San Juan, dat het midden houdt tussen een kerk en een burcht, is een bezoek meer dan waard.
Albergue
Op de Camino ben je nooit alleen, luidt een pelgrimswijsheid. Die spirituele boodschap kun je zeker op het laatste traject van de Camino Frances, de hoofdroute naar Compostela, letterlijk nemen. Naar het einde toe stappen de wandelaars bijna in colonne. Overnachten doen ze in een albergue, een typische pelgrimsherberg. Sommige, zoals de Albergue Ribadiso De Baixo, verwelkomen al eeuwen pelgrims. Deze herberg is gehuisvest binnen de rustieke stenen muren van een pelgrimshospitaal uit de 13de eeuw. De sfeer en het Spartaanse comfort zijn nauwelijks veranderd sinds de middeleeuwen. Overnachten doe je er in krappe ijzeren stapelbedjes in slaapzalen.
Vanop de Monte do Gozo, letterlijk de berg van geluk, vangen we voor het eerst een glimp op van de torens van de beroemde Santiago-kathedraal. Twee gigantische pelgrimsbeelden kijken mee uit over de stad. Hier vind je ook het ‘Europees Centrum voor de pelgrim’, een massaherberg in de vorm van een bungalowpark voor 2.000 pelgrims met restaurants, evenementzalen, een kapel en een supermarkt. De bedevaart is ook een commercieel gegeven…
Het graf van de heilige apostel ligt nu slechts op enkele kilometers, maar net als Cees Nootenboom dralen we en maken we een omweg langs de kust. We gaan een stuk van de Camino Portugues afleggen, wat ons langs een totaal ander stukje Galicië brengt. Hier grenst het groene heuvelland aan een grillige kustlijn, met diepe inhammen waarlangs de Atlantische Oceaan het land binnensijpelt. Tussen de rotspartijen vind je soms grotendeels verlaten stranden met zacht, bleek zand, omzoomd door lage duinen. We starten onze Portugese tocht in Tui, dat aan de brede Rio Minho ligt. Dat Portugal aan de overkant van de rivier ligt, merk je aan de 13de eeuwse Cathedral de Santa Maria, die op een versterkte burcht lijkt. Vanuit Portugal bereiken de pelgrims het Galicische grensstadje via een fraaie brug die Gustave Eiffel hier eind 19de eeuw gebouwd heeft. De Camino Portugues loopt vervolgens langs de Galicische kant van de Minho tot aan het vissersstadje Guarda aan de monding, om dan naar boven langs de Atlantische kustlijn te krullen. Boven Guarda ligt Castro de Santa Trega, een Keltisch heuvelfort waar in de tweede eeuw voor Christus ruim drieduizend mensen leefden. Het uitzicht op de monding van de rivier en op Portugal aan de overkant is verbluffend.
Rias Baixas
Het zuidelijke deel van de Galiciës westkust wordt Rias Baixas genoemd en is bekend omwille van zijn typische inhammen, zandstranden waar de golven zich bruisend te pletter storten en het milde klimaat. In de regio vind je ook fraaie bodega’s met wijngaarden, waarvan het leeuwenaandeel beplant is met de unieke albarino-druif. Deze druivensoort, die vermoedelijk een neefje van de Riesling is, werd hier volgens de lokale overlevering eeuwen geleden geïntroduceerd door Duitse monniken op pelgrimstocht.
De kleine en kleurrijke havenstad Baiona kwam in de geschiedenisboeken terecht als de eerste plek waar Columbus aanmeerde toen hij terugkwam van zijn ontdekkingsreis naar de Nieuwe Wereld. Vandaag vind je er een exacte replica van zijn karveel, de Pinta. Je kan er kuieren over de middeleeuwse muren en logeren in de Parador, een ommuurd fort op het schiereiland Monterreal met spectaculaire zichten over de oceaan en de Cies-eilanden. Twintig kilometer noordelijker bereiken we Vigo, met zijn 300.000 inwoners de grootste stad van Galicië. De tuinen van Quinones de Léon en het uitkijkpunt van Monte do Castro zijn zeker een bezoek waard.
“Het dorpje Portomarin werd ooit steen voor steen verplaatst”
Vanaf Pontevedra verlaat de Camino Portugues de kustlijn en is het nog zo’n 80 kilometer stappen naar Santiago. Het historische stadje met zijn talloze kokette pleintjes en vele kloosters en kerken is een belangrijke tussenstop op de Portugese route. De meest karakteristieke kerk en symbool van de stad is de Iglesia de la Virgin Peregrina, de kerk van de Pelgrimsmaagd. Dit barokke gebedshuis is de enige ronde, schelpvormige kerk in Spanje en werd gewijd aan de Heilige Maagd die in Ponteverda verscheen tijdens haar pelgrimstocht naar Santiago. Zo’n 50 kilometer verder houden we halt in Padron, waar zo’n 2.000 jaar geleden de boot met het dode lichaam van de apostel aankwam. In de Santiagokerk vind je een Romeins altaar, een Pédron, dat de ankerplaats zou zijn geweest voor de boot met het lichaam van de apostel.
Santiago de Compostela
Ooit moet je de eindbestemming bereiken en het is zo ver. Via de Porta do Camino trekken we Santiago de Compostela binnen. Ooit de enige poort die vroeger dag en nacht open bleef, nu rest enkel nog de straatnaam. Na een laatste steile klim door smalle straatjes komen we uit op een enorm granieten plein, de Plaza del Obraidoro. Hier staan we oog in oog met de beroemde Santiago-kathedraal, die met zijn torens oprijst tegen de lucht en imponeert door zijn clash van stijlen. Voor de majestueuze kathedraal vallen geëmotioneerde pelgrims in elkaars armen en worden driftig selfies gemaakt. Voor velen is dit een groots moment.
We laten ons meedrijven naar de vroegere ingang van de kathedraal, de Portico de la Gloria. Deze portiek is een meesterwerk in de romaanse sculptuur met in het midden de beroemde uitgesleten Sint-Jacobszuil, waar tot voor kort duizenden pelgrims hun vingers oplegden om de Heilige te bedanken voor hun aankomst. De kathedraal zelf torst een wonderlijke dubbelzinnigheid. Achter de kitscherige barokke façade, schuilt een sober romaans interieur. Maar die soberheid reikt niet verder dan halverwege het schip, waar orgels, overladen altaars en het gouden beeld van Sint-Jacobus de serene harmonie doen vergeten. Onder het altaar bevindt zich de crypte, met het zilveren schrijn waar het gebeente van de apostel rust. We sluiten onze tocht af op de torens en de daken van het kerkgebouw, waar we nog een laatste keer genieten van het uitzicht op deze bijzondere stad.
Praktisch
– Wij maakten deze reis op uitnodiging van de Spaanse Dienst voor Toerisme. Meer info over de regio op www.turismo.gal/inicio en www.spain.info
– Vanuit Charleroi Airport kan je met Ryanair rechtstreeks naar Santiago de Compostela vliegen in iets meer dan 2 uur. (www.ryanair.com)
– Wij logeerden in A Quinta da Auga, een boetiekhotel in een historisch gebouw in de groene rand rond Santiago die bekend is omwille van het gastronomische restaurant Filigrana. (www.aquintadaauga.com/en)
– De gevarieerde Galicische keuken is befaamd in heel Spanje. Een typische delicatesse zijn de prijzige, lange zwarte eendenmosselen (’percebes’). Wij aten ze in Restaurante Riveriena in Guarda. In restaurant Loaira op het leuke pleintje Plaza da Lena in Pontevedra eet je exquise tapas. Wie zin heeft in topgastronomie, moet beslist Casa Marcelo (1 Michelinster) op een boogscheut van de Santiago-kathedraal proberen. Gasten zitten aan een lange tafel en zien de chef bezig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier