Vanbij het Castillo in Jaen heb je een schitterend uitzicht op de stad en de immense kathedraal. (foto Getty Images) © margouillatphotos Getty Images

In het spoor van de Moor: een verrassende trip door de lege binnenkant van Andalusië

Al-Andalus, dat vandaag ongeveer samenvalt met de Zuid-Spaanse provincie Andalusië, was eeuwenlang een Moors emiraat, dat moedig standhield tegen de rest van christelijk Spanje. Maar vanaf de 13de eeuw begonnen geleidelijk de aanvallen op de eerste Moorse stadjes en gebieden. De herovering of reconquista gebeurde wel in fases: na de val van Jaen was er vrede. Pas twee eeuwen later, in 1492, viel met Granada het laatste bolwerk van de Moren. Wij volgen het spoor van de (terugtrekkende) Moren in de lege binnenkant van Andalusië, waar het land kurkdroog is, olijfbomen het landschap vormen en de tijd nog met de hand wordt gemaakt.

We starten onze reis bij een van de best bewaarde geheimen van de binnenkant van Andalusië; de tweelingszusjes Ubeda en Baeza. De stadjes liggen een eind boven Granada, maar op nauwelijks 10 kilometer van elkaar. Beide stadjes liggen op een heuvel te midden van een zee van olijfbomen en vertegenwoordigen het mooiste van de Spaanse renaissance. De reden dat Ubeda en Baeza er zo on-Andalusisch uitzien, stamt uit de begintijd van de reconquista. Het waren de eerste stadjes van Al-Andalus die rond 1230 in de handen van de christenen vielen en zo veranderden in Castiliaanse bolwerken. De stadjes kregen hierna bewust een renaissancebouwplan om zo de grandeur en de macht van de nieuwe machthebbers te laten zien.

Op de Plaza de Vazquez Molina in Ubeda kijkt het standbeeld van architect Andres Vandelvira naar de kathedraal Santa Maria de los Reales Alcazares, één van zijn meesterwerken. Veel weet men niet over de stamboom van deze 16de-eeuwse architect, maar iedereen neemt aan dat hij de zoon of kleinzoon moet geweest zijn van Vlaamse emigranten die naar Spanje waren getrokken. In ieder geval tekende hij voor de meeste 16de-eeuwse stadspaleizen met zuilengalerijen en binnenpatio’s met stenen bogen en fonteinen in de stad. Een echt juweeltje is de Sacra Capilla del Salvador, een rouwkapel die nog steeds in privébezit is van de adellijke familie de los Cobos. De nagedachtenis van de familie is voor eeuwig verbonden aan het retabel, dat met zijn goudglans een voorproefje moet zijn van het paradijs.

“Baeza oogt als een intiem openluchtmuseum, waar de tijd geen vat op heeft”

Baeza is het kleine zusje van Ubeda en oogt als een intiem openluchtmuseum, waar de tijd geen vat op heeft. Hier moet je gewoon wat rondlopen en kijken hoe het zonlicht de monumenten fotografeert. Je vindt er straatjes van amper een meter breed, overspannen met stenen bogen, metershoge houten deuren met zwaar ijzerbeslag, en een overdaad aan kloosters en stadspaleizen.

De mooist bewaarde monumenten vind je aan twee pleintjes in historisch centrum van het stadje. De Plaza del Populo wordt gekenmerkt door zijn Romeinse leeuwenfontein en is omzoomd door het oude slachthuis met het wapenschild van ‘onze’ Keizer Karel in de façade -, het gerechtsgebouw en twee oude stadspoorten. Op het nabijgelegen Plaza Santa Maria verenigen de kathedraal, de oude universiteit Seminario Conciliar de San Felipe Neri en de Mariafontein zich tot een gedicht van steen.

Arendsnest Cazorla

Het bergdorpje Cazorla ligt op 900 meter aan de voet van de gelijknamige Sierra. De bergen waren lang een natuurlijke barrière tussen het christelijke en het Moorse rijk. Het is er letterlijk overvol van kastelen en uitkijktorens. Ook boven Cazorla lag een fort dat het emiraat Granada moest beschermen tegen de ‘vijand’ van het Noorden. Desondanks werd Cazorla toch vrij snel na Ubeda en Baeza veroverd door de Spanjaarden. Het Moorse kasteel boven het dorp, werd het Castillo de la Ydra. Vanuit dit arendsnest heb jij een weergaloos zicht op Cazorla en de spectaculaire rotspartij Pena de los Halcones, de havikenrots die het dorpje met witte huizen omarmt als een halve maan.

De smalle en steile straatjes naar de burcht leiden langs de Plaza Santa Maria, het zenuwcentrum van Cazorla. Hier kun je niet naast de ruïnes van de Santa-Mariakerk kijken. Wegens plaatsgebrek bouwde Andres Vandelvira de imposante kerk boven het bergriviertje Rio Cerezuelo, dat er gekanaliseerd in kokers onder stroomt. Het is wellicht één van de weinige fouten waarop we deze architect kunnen betrappen. Latere overstromingen en ook een aardbeving zorgden ervoor dat men een eeuw later met de bouw van de renaissancekerk moest stoppen. Toch zijn er nog andere gebouwen in het bergdorp die wijzen op de rijkdom van weleer. Op de Plaza de la Corredera, waar de hoofdstraten van het dorp samenkomen, staan enkele paleiswoningen uit de 17de eeuw.

Praktische info

De regio: Wij maakten deze reis op uitnodiging van Spaanse dienst voor Toerisme. Meer info op www. spain.info/en/

Ernaartoe: Wij vlogen van Brussel naar Malaga met Brussels Airlines. Van Malaga naar Baeza/Ubeda is de afstand 260 kilometer.

Slapen: Wij logeerden in paradores, unieke hotels die zijn ondergebracht in historische gebouwen als kloosters, kastelen en eeuwenoude haciënda’s. De Parador de Ubeda is ondergebracht als een 16de-eeuws stadspaleis, met overdadig versierde kamers die de sfeer van weleer uitademen. Het Parador Hotel Cazorla ligt te midden van het natuurpark Sierra de Cazorla. Deze parador in een oude Zuid-Spaanse cortijo, een traditionele landelijke woning, met prachtig terras en zwembad. In de Parador de Jaén waanden we ons in de 18de eeuw, dankzij de vele originele elementen in dit onlangs gerenoveerd kasteel. Deze parador ligt op een heuveltop, het verbluffend zicht over de stad krijg je er gratis bij. Meer informatie op www.paradores.es/en/

Eten: In Ubeda genoten we van de fustion keuken van La Cultural, gevestigd in een voormalig theater (www.laculturaldeubeda.com). Meson Leandro in Cazorla is een rustieke herberg-grill, met lokale producten zoals Segureño-lam, forel en bergstoofschotels (www.mesonleandro.com). Mangas Verdes in Jaen is een atypische gastronomische tapasbar (www.restaurantemangasverdes.com).

In het dorp ervaar je ook het typische bergsfeertje, met overal wandelaars die met stokken in de straatjes lopen. Verwonderlijk is dat niet, want het bergdorp ligt midden in het Parque Sierra de Cazorla, dat met een oppervlakte van maar liefst 215.000 hectare het grootste natuurpark van Spanje is. De lijst van dieren en vogels die hier voorkomen, is indrukwekkend. Het is dan ook het uitgelezen gebied voor natuurliefhebbers en wandelaars. Je kan hier ook op zoek naar de bron van de Gualdalquivir, de rivier met de prachtige Arabische naam, die zich vanaf hier langzaam en statig door de olijfboomgaarden en graanakkers van Andalusië wringt.

Buitenbeentje Jaen

Jaen werd midden dertiende eeuw door de christenen veroverd. De provinciestad lag daarna nog twee eeuwen lang op de grens van christelijk Spanje en het islamitische rompstaatje Granada. Het Castillo de Santa Catalina dat hoog boven de stad uittorent, fungeerde als grensfort en wachttoren om de Moren in het zuiden in het oog te houden. Vandaag huist er een parador in het kasteel. Van hieruit heb je ook zicht op de smalle straatjes van het centrum, de onwerkelijk grote kathedraal en voor zover het oog reikt, olijfbomen en nog eens olijfbomen.

Cazorla is een paradijs voor wandelaars, die onder meer op zoek gaan naar naar deze de bron van de Gualdalquivir. (foto Getty)
Cazorla is een paradijs voor wandelaars, die onder meer op zoek gaan naar naar deze de bron van de Gualdalquivir. (foto Getty) © m-martinez Getty Images

Te midden van de smalle, middeleeuws aandoende straatjes van het centrum, is de Santa-Mariakathedraal door zijn enorme dimensie een buitenbeentje. Aan de voorkant ligt een pleintje, van waaruit je ternauwernood de immense gevel van het gebedshuis kunt zien. De kathedraal werd gebouwd op een moskee en moest laten zien dat de christenen het nu in de stad voor het zeggen hadden. Andres Vandelvira (jawel, hij weer!) kreeg de opdracht. De architect met Vlaamse roots slaagde erin om op korte tijd een schitterende hallenkerk in perfecte renaissancestijl uit de grond te stampen.

Helemaal verdwenen is de Moorse erfenis in Jaen niet. Begin vorige eeuw werden onder het stadspaleis Villadonpardo indrukwekkende Arabische Baden uit de 11de eeuw ontdekt. Ze werden gerestaureerd en zijn nu de grootste die in Spanje behouden zijn gebleven. (door Peter Van Oyen)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier