Le Mans heeft niet alleen autoraces, maar ook een prachtig middeleeuws centrum, omringd door een oude Romeinse stadsmuur. (foto Getty) © Leonid Andronov Getty Images/iStockphoto

Stad vol verrassingen: Le Mans is veel meer dan de stad van de autoraces

Frankrijk. Autoraces. Pas. Dat ging tot voor kort mijn antwoord geweest zijn mocht iemand me gevraagd hebben wat ik wist van Le Mans. Een citytrip later is mijn antwoord helemaal anders. Prachtig middeleeuws centrum. Groen paradijs. Boeiende geschiedenis. Gezellige terrasjes. Heerlijk eten. Cultuurstad. En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.

Natuurlijk is en blijft Le Mans de stad van de 24 uren van Le Mans. De legendarische autorace die vorig jaar 100 kaarsjes mocht uitblazen, en de stad een prachtig circuit en dito museum opleverde. In het museum, dat ook voor niet-autofanaten best interessant is, leer ik dat hier in 1906 voor het eerst geracet werd. Die eerste Grand Prix werd georganiseerd door l’Automobile Club de l’Ouest – kortweg ACO – en vervelde pas in 1923 tot een 24 uren-wedstrijd. Ik wandel voorbij prachtige auto’s – zoals een Dion-Bouton, van het gelijknamige Franse automerk uit lang vervlogen tijden – maar ook langs hedendaagse bolides zoals een Bentley Speed 8 en droom weg bij beelden uit de oude doos.

Even later is het tijd voor de real deal, en mag ik een kijkje nemen in de paddock van het circuit. Vandaag is er geen wedstrijd, maar staan enkele racegekke autofanaten te popelen om hun kunnen te testen. Porsches, Lamborghini’s, Ferrari’s maar ook een kleine Golf zoeven voorbij, terwijl ik nog een laatste blik werp op het circuit. Tijd om de rest van Le Mans te ontdekken.

De kathedraal en de menhir

En die ontdekkingstocht begin ik in de Cité Plantagenêts, het oude middeleeuwse hart van de stad. Goed voor zowat 20 hectare aan geplaveide straatjes, middeleeuwse kerken, prachtige vakwerkhuizen en renaissance stadspaleizen. Gezellige pleintjes en pittoreske steegjes wisselen elkaar af, ideaal om uren in rond te struinen. Hoogtepunt, letterlijk en figuurlijk, is de kathedraal Saint-Julien, helemaal op de top van de heuvel. Een immens gebouw – de kathedraal is met zijn 5.000 m2 een van de grootste van Frankrijk – dat in twee stijlen is gebouwd: het koor is gotisch, het schip romaans. De prachtige glaswerkramen, de elegante bogen, de opvallende beelden en schilderijen… Met open mond staar ik naar al die pracht.

Niet alleen binnenin is de kathedraal het bekijken waard, ook de buitenkant is bijzonder. Zo is de kathedraal tegen een oude, gesculpteerde menhir gebouwd. Een stille getuige dat hier in de prehistorie – de menhir dateert van ergens tussen 5.000 en 4.000 voor Christus – al mensen leefden. Later werd Le Mans een Romeinse stad, inclusief imposante stadsmuren, die nog altijd deels te bewonderen zijn. Minder zichtbaar zijn de vele prachtige stadstuintjes, al zetten die jaarlijks tijdens ‘Entre Cours & Jardins’ wel hun deuren en poorten open. Het evenement vindt dit jaar trouwens op 12 en 13 oktober plaats.

Bérengère en Richard Leeuwenhart

Op zoek naar nog meer sporen van de Plantagenêts – een adellijk huis dat van 1154 tot 1485 over Engeland én grote delen van Frankrijk regeerde – laat ik het oude stadscentrum achter me en trek ik naar L’Abbaye Royale de l’Epau. Deze imposante abdij werd opgericht door Bérengère van Navarra, na de dood van haar echtgenoot Richard Leeuwenhart. Bérengère was door haar huwelijk koningin van Engeland, maar zette nooit een voet in dat land. Dat het huwelijk kinderloos bleef, was trouwens geen verrassing: de twee hebben elkaar amper gezien. Richard nam deel aan de Derde Kruistocht, werd tijdlang gevangen genomen door Leopold VI van Oostenrijk en voerde vanuit Engeland oorlog tegen het Frankrijk van Filips II. Ik bewonder haar prachtige graftombe, vol symboliek over hoe zij hem altijd trouw bleef.

De abdij zelf verging het na haar dood minder goed: in de honderdjarige oorlog werd het gebouw grotendeels verwoest. Later werd het gebruikt als blekerij, boerderij, vrachtwagengarage voor de Duitse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog… Uiteindelijk kocht het Département de la Sarthe het domein, waarna een intense renovatie volgde. Nu is het niet alleen de zetel van het departement, maar worden er ook tal van expo’s georganiseerd. Ik wandel nog wat door de tuin, bewonder de imposante serre en de prachtige moestuin.

Groene hart

Een ideaal voorproefje voor mijn volgende stop: l’Arche de la Nature. Dit 500 hectare groot natuurgebied is het groene hart van Le Mans. Ooit was dit duinengrond, later werden er naaldbomen geplant om aan de steeds groter wordende vraag naar hout te voldoen, en nu is het de favoriete plek van heel wat inwoners om tot rust te komen. Wandelaars, lopers en fietsers delen de goed onderhouden paden. En gezinnen met kinderen trekken naar de boerderij, waar enkele typische dierenrassen van de regio gekweekt worden: Blanc de l’Ouest-zwijnen, Fossés-geiten, Saosnoise-koeien, de Normandische ezel, Percheronpaarden, de Le Mans-kip, … Stuk voor stuk dieren met roots in deze streek.

Na dit groen intermezzo keer ik terug naar de stad, waar het moeilijk kiezen is tussen de vele gezellige terrasjes. Uiteindelijk laat ik me verleiden door een van de terrasjes op het binnenplein van Hotel De Prince. Opnieuw een plek met geschiedenis, want deze plaats was ooit nog een klooster, en later zelfs een gevangenis. Nu vind je er tal van gezellige restaurantjes, een hotel en een kunstgalerie.

In de Egyptische tombe

De volgende ochtend is het tijd om wat cultuur op te snuiven. Dat kan hier trouwens gratis: voor de musea hoef je niets te betalen, en ook tijdelijke evenementen zoals de boekenbeurs zijn in de meeste gevallen vrij toegankelijk. In het archeologisch museum Carré Plantagenêt duik ik in de geschiedenis van de stad, maar ook een bezoekje aan het Tessé-museum is niet te versmaden. Naast schilderijen van Italiaanse, Vlaamse, Nederlandse en Franse meesters uit de 15de tot 19de eeuw vind je hier ook een gigantische reproductie van de tombe van de Egyptische koningin Nefertari, de echtgenote van Ramses II. Bijzonder.

In de namiddag breekt de zon door de wolken en lonkt het groene platteland van Le Mans. Op zo’n goeie 20 kilometer van het centrum, een ideale fietsafstand, ligt de Donjon de Ballon. Een prachtig kasteel waarvan de tuinen te bezoeken zijn, en vanwaar je een prachtig uitzicht over de regio hebt.

In de oude gieterij van Antoigné-Chappée tonen vrijwilligers hoe tinnen figuren gegoten worden.
In de oude gieterij van Antoigné-Chappée tonen vrijwilligers hoe tinnen figuren gegoten worden.

Nog eens 8 kilometer verder houd ik halt bij het museum van Fondeurs d’Antoigné-Chappée, dat de geschiedenis van de gieterij Antoigné vertelt. Het bezoek eindigt met een demonstratie waarbij een vrijwilliger toont hoe een tinnen figuurtje gegoten wordt, dat ik mee naar huis mag nemen. Op de terugweg houd ik halt bij Sillé-le-Guillaume, nog zo’n pittoreske plek met een imposant kasteel. Ik sluit mijn citytrip af bij Coco Plage, een strand bij het meer van Sillé waar het heerlijk toeven is en ik met een artisanaal biertje in de hand van een prachtige zonsondergang geniet.

Praktisch

* We maakten deze reis op uitnodiging van Pays du Mans. www.paysdumans.fr

* We spoorden met de TGV rechtstreeks naar Le Mans. Vanuit Brussel doe je er 3.35 uur over.

* We verbleven in B&B Manoir Auvray, een prachtig herenhuis vlakbij het station en op wandelafstand van het oude stadscentrum. Eigenaar Adolphe Besnard, die jarenlang voor modehuizen in Parijs werkte, liet zijn creativiteit los op de kamers, die stuk voor stuk pareltjes zijn. Via de tuin kan je ook een kijkje nemen in zijn atelier, waar hij onder de noemer ArkeologY.fr bijzondere juwelen ontwerpt. Instagram: @manoirauvray

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier