Huisanalist Aimé Anthuenis blikt terug op een bewogen carrière: “Ik was een eigenzinnige maniak”
Zijn grootste successen behaalde hij bij Racing Genk en RSC Anderlecht, één beker, drie titels, drie keer trainer van het jaar en een memorabele Champions Leaguecampagne. Een grote ontgoocheling was zijn passage bij de Rode Duivels. Vandaag geniet Aimé Anthuenis vanop de tweede rij van het voetbal. Zonder stress.
Dat hij er dit jaar 73 wordt, hoort de Oost-Vlaming niet graag. “Waarom moet dat altijd in de krant? De leeftijd van de journalist wordt toch ook niet vermeld? Voor velen ben je passé voorbij de zeventig. Ik voel me niet zo. Ik voel me heel goed zelfs. Ik ga wekelijks drie à vier keer joggen. En het Belgisch voetbal volg ik op de voet.” Eens voetbaldier, altijd voetbaldier, de spreuk is op zijn lijf geschreven.
“Mijn leven staat in teken van voetbal sinds ik kind ben. Op school was ik geen hoogvlieger. Ze hebben er mij moeten doorsleuren. Ik speelde toen al bij Lokeren. Ik was er kapitein in vierde, derde en tweede klasse. Het jaar voor we naar eerste promoveerden, liep ik een zware knieblessure op. Ik heb toen een stap terug gezet. Lokeren wou professioneler werken, en ik zou mijn job aan de Gentse universiteit moeten opzeggen. Dat wou ik niet. Ik was er bediende op het rectoraat, iets wat ik jaren graag gedaan heb. Ik heb dat pas opgegeven toen ik hoofdtrainer werd.”
Had jij eerste klasse aangekund?
Voetbaltechnisch wel, qua snelheid en wendbaarheid weet ik niet. Was ik destijds 19, dan zou ik het risico genomen hebben. Maar nu was ik al diep in de twintig. Ik vond het te riskant mijn job op te geven vlak na die blessure.
Je bent nu analist voor onze krant. Is dat je ding?
Ik doe dat graag, het verplicht me ook het voetbal van nabij te volgen. Ik probeer ook wat nuance te brengen in de dagelijkse berichtgeving. Een analist die nooit trainer is geweest, kent maar de helft van de zaak. Ik heb die ervaring wel, ik weet wat er in zo’n kleedkamer kan gebeuren, ik weet hoe clubs werken. Dat bezorgt mij een andere inkijk.
Zou jij aanvankelijk niet in de beruchte reviewcommissie zetelen?
Dat klopt. Ik had toegezegd, maar het uiteindelijk toch niet gedaan. Plots suggereerde een krant of ik wel de juiste persoon was met mijn Anderlecht-verleden. Flauw natuurlijk, elk commissielid heeft ergens een verleden, maar goed. En twee: vandaag kan ik op mijn gemak wedstrijden gaan bekijken, word ik overal goed ontvangen, op Anderlecht, op Genk, op Brugge. Als je in die commissie zetelt, zou je een stuk van die vrijheid moeten opgeven en dat wou ik niet.
“Een analist die nooit trainer is geweest, kent maar de helft van de zaak.”
Met Genk heb je een sprookje geschreven: in vier seizoenen van tweede klasse tot bekerwinnaar en landskampioen. Wat was het geheim?
(snel) De kwaliteit van de groep. Dat waren voornamelijk ondergewaardeerde spelers die elders gesukkeld hebben. Met Oulare als mooiste voorbeeld. Ik kende hem al heel lang. Mislukt bij verschillende clubs. Het bestuur wou hem eerst geen contractverlenging aanbieden. Uiteindelijk zijn ze mij toch gevolgd. Ook het systeem was uniek: wij speelden elke wedstrijd met twaalf. Jacky Peeters was zowel rechtsback, rechtshalf als rechtsvoor. Idem voor Davy Oyen links. De veldbezetting was aangepast aan de spelers.
Was jouw rol die van vaderfiguur?
O neen, dat geeft de indruk een gezapige trainer te zijn, dat was ik niet. Ik was eerder een eigenzinnige koppigaard. Als het nodig was, was ik keihard. Nu, als spelers problemen hadden, ook privé, dan stond mijn deur wel altijd open. Waarschijnlijk daarom dat Oulare en andere donkere spelers mij ‘papa’ noemden.
Na Genk volgen twee succesvolle jaren op Anderlecht. Was jouw rol daar anders?
De clubs waren anders, maar ik ben overal mezelf gebleven. In het begin zeiden ze al eens dat Anthuenis op Anderlecht als een olifant in een porseleinkast is. Na de eerste titel kreeg ik een heel mooi compliment: niet Anthuenis heeft zich aangepast aan Anderlecht, maar Anderlecht aan Anthuenis. I did it my way. Nu goed, alles staat of valt met de kwaliteit van de spelers. Waarom draait Anderlecht de voorbije twee jaar vierkant? Dat is niet de fout van de trainer, hè.
“Die stemming tegen mij? Dat was een interne afrekening.”
In je derde seizoen organiseren de spelers een stemming over jouw lot. Vrolijk wereldje, het voetbal.
Daar is vooral veel prietpraat over geschreven. Na het tweede seizoen zijn de generaals verkocht, Koller, Radzinski, Goor, Dheedene, Staelens. De onderofficieren bleven over. Iedereen, ikzelf op kop, was het gewoon om te winnen en wedstrijden te domineren. Dat lukte niet meer. En ja, dan krijg je die stemming. Een interne afrekening. Namen noem ik niet. (feller) Maar wat was de uitslag? Maar liefst 21 spelers stemden voor mij. Ah bon. Weinig trainers zouden dat halen. Niet Anthuenis was het probleem, het gebrek aan onderling respect in de kleedkamer was dat. Maar zelfs dat seizoen eindigen we derde, wat ik goed vond.
Neem jij De Boeck en De Wilde, die de stemming organiseerden, iets kwalijk?
Dat moment zelf had ik het moeilijk, maar ik heb verder gewerkt zonder rancune. Ik had hen veel meer pijn kunnen doen.
Na Anderlecht word je bondscoach. Zie je die jaren als een mislukking?
Nee, hoegenaamd niet. Dat ik de doelstelling niet haalde, was wel een grote ontgoocheling. Ik was de jaren voordien gewoon geraakt aan succes. Het EK 2004 hadden we moeten halen, punt. Kunnen we elke wedstrijd rekenen op Emile Mpenza, dan hadden we dat ook gehaald. Voor het WK 2006 wogen we te licht, zo simpel is het. Dat we dat niet haalden, is geen grote ontgoocheling.
Begin 2006 nam je tijdelijk afscheid van het voetbal met hartproblemen.
(pikt in) Dat werd geschreven, maar dat klopte niet. Ik had ook geen depressie. Ik had een burn-out, en ik kan je verzekeren: dat is een vreselijk ding. Je slaapt niet meer, je vindt geen rust meer. Ik heb maanden nodig gehad om er bovenop te komen. Maar ik had geen hartproblemen. (zwijgt even) Ik heb na de nationale ploeg de fout gemaakt te snel weer aan de slag te gaan. Ik had net tien jaar op het hoogste niveau gewerkt, en dan beland je bij een kleinere club als Lokeren. Ik was daar niet rijp voor. Let op: de mensen van Lokeren treffen geen schuld. Ik heb zelf de lat veel te hoog gelegd.
Je kon een nederlaag niet loslaten?
(knikt) Ik was een maniak als trainer. En een beetje zot, een beetje veel zelfs bij momenten. Nu, een trainer moet zot zijn. En ben je het niet, dan word je het wel.
Je ouders zijn gestorven aan hartproblemen.
Mijn vader was er amper vijftig. Maar hij heeft wel geleefd voor drie. En mijn moeder was 65, een hartaderbreuk. (zwijgt)
Je broer Georges was jarenlang parlementslid en burgemeester voor de liberalen. Wat is de grootste hondenstiel: politicus of trainer?
Mijn broer zei mij altijd: ik loop om de vier jaar op een koord, jij elk weekend. Weet je, het trainerschap is een prachtige stiel. Als je wint, ben je God. De emoties die daarmee gepaard gaan, zijn met niets te vergelijken. Maar deze job neemt je wel 24 uur in beslag. De mensen die dichtbij je staan, betalen vaak de prijs voor dat leven. Maar verder zeg ik daar niets over.
Heb jij spijt van iets?
Ik spreek alleen over mijn verleden in de sport, en dan moet ik antwoorden: neen. Ik heb altijd goed beseft dat als je bergop rijdt, je ook weer moet dalen. Dat helpt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier