Europees vicekampioen Bashir Abdi: “Mijn geloof is mijn kracht”

Bashir Abdi was amper negen, toen hij zijn verscheurde vaderland Somalië ontvluchtte. Vier jaar later werd hij herenigd met zijn moeder in Gent, of all places. “Die dag is mijn leven begonnen.” Zijn voetbaltrainer zag een atleet in hem. De rest is geschiedenis. Volgend jaar mikt de 30-jarige marathonloper op olympisch eremetaal in Tokio.

We ontmoeten Bashir Abdi op een maandagochtend in de topsporthal in Gent. Hij is uitzonderlijk even in België. “Ik train van januari tot en met april in Ethiopië”, vertelt hij. “De omstandigheden daar zijn ideaal. Een hoogte van 2.600 meter, makkelijk bereikbaar met het vliegtuig, weinig luxe, sterke trainingsmakkers. Alleen de hitte, veertig graden en meer, is vaak zwaar. We trainen daarom ’s morgens vroeg en ’s avonds laat.” Hij is enkele dagen terug om een wedstrijd te lopen én om zijn dochter te zien, Kadra. “Ik ben op 1 oktober voor het eerst papa geworden. Een fantastisch gevoel. Helaas moet ik haar vaak missen. Zij kan niet mee naar Ethiopië. Te veel ziektes daar. Dat is zwaar, ja. Ik heb gekozen voor een eenzaam beroep, vaak ver weg van de familie, van het luxeleven. Ik mis ook Gent. Even een koffietje drinken aan de Graslei. Maar wie de top wil bereiken, moet opofferingen maken.”

De top, dat is olympisch eremetaal voor Abdi. Hij wil volgend jaar schitteren op de marathon in Tokio. “Velen waren verrast toen ik vorige zomer afscheid nam van de piste. Ik had net zilver behaald op de 10.000 meter op het EK. Maar ik wil een olympische medaille, en ik denk dat ik meer kans maak op de marathon.”

Heeft dat zilver jouw leven veranderd?

Ja, toch wel. Ik heb opnieuw een profcontract van Sport Vlaanderen. Het EK was mijn laatste kans. Was het daar niet gelukt, dan mocht ik mijn olympische droom opbergen. Ik was na de Spelen van Rio mijn contract kwijtgespeeld. Ik werd daar twintigste, terwijl top-zestien de doelstelling was. Ik heb dus twee jaar zonder contract moeten lopen. Je kan dat niet blijven volhouden.

Wat zijn je doelen dit seizoen?

Ik loop op 28 april de marathon van Londen. Ik wil daar beter doen dan vorig jaar in Rotterdam. Dat was mijn eerste marathon en die liep ik in 2u10min.

Het Belgisch record van Vincent Rousseau staat op 2u07min. Is dat haalbaar?

Absoluut. (enthousiast) Dat zou een droom zijn. Stel je voor: het Belgisch record op mijn cv. Maar geef me nog wat tijd. Ik kan niet beloven dat dat nu al zal lukken.

Wat mensen zien op televisie, is niet mijn islam.

Doe je mee aan het WK in Qatar dit najaar?

Wellicht wel, maar niet op de marathon. Mijn coach wil me daar op de 10.000 meter zien. Hij wil niet dat ik mijn snelheid verlies. Ik vind dat niet erg. Ik zit niet aan mijn limiet op de 10.000 meter. Misschien kan ik daar wel een deftige plek halen.

Je spreekt vol enthousiasme over je olympische droom. Was dat twintig jaar geleden ook je droom?

Neen. Ik woonde toen in een vluchtelingenkamp. Je hebt weinig dromen daar. Het leven is er vooral saai. Ja, ik wou voetballer worden. We maakten een bal van sokken en andere kleren en speelden daarmee tussen de tenten. Maar ik wist ook dat ik nooit voetballer zou worden. (zwijgt even) Zie mij hier nu zitten. Ik fantaseer soms dat ik opnieuw in Somalië woon. Dat ik daar ga lopen in de straten van Mogadishu. De mensen zouden me gek verklaren. Ze kennen daar geen atletiek. (lacht)

Hoe ben jij in Gent beland?

Ik was negen toen ik Somalië ontvluchtte. Het land was verscheurd door oorlog. Al wie in de hoofdstad woonde, moest vluchten. Dat was één en al chaos. Wij trokken eerst naar een vluchtelingenkamp, daarna naar Djibouti en tenslotte naar Ethiopië. Wij, dat waren mijn vader, mijn twee broers, mijn zus en ik. Mijn moeder was al in Europa. Zij kwam hier Somalische kledij verhandelen. Toen de oorlog uitbrak, kon zij niet meer terug. Ik heb haar vier jaar niet gezien. Een vreselijke periode. Gelukkig kon ze af en toe bellen. Zij is er uiteindelijk in geslaagd een visum te krijgen in België en ons naar hier te halen. Ik was toen dertien.

Wat draag jij mee van die oorlog?

Weinig. Je probeert dat te verdringen. Ik was ook nog kind. Mijn oudere broer worstelt meer met zijn herinneringen. Ik weet wel nog dat er soldaten op straat liepen, met grote geweren. Ik heb gelukkig niemand zien sterven. (stil) De dag dat ik in Gent ben toegekomen, is mijn leven écht begonnen. Ik vergeet die dag nooit, want het sneeuwde toen. Ik had dat nog nooit gezien. (lacht) Het weerzien met mijn moeder was heel emotioneel. Elke dag na school wou ik mijn hoofd even in haar schoot leggen. Ik wou haar voelen. Dat was pure liefde.

Ik wou voetballer worden. We maakten een bal van sokken en speelden daarmee tussen de tenten.

Je hebt niet lang mogen genieten van haar.

Neen. Ze is in 2011 overleden aan maagkanker. Te laat ontdekt, zeiden de dokters. Dat heeft me kwaad gemaakt. (feller) Ze was al jaren suikerpatiënt. Ze ging dus regelmatig op controle. Hoe hebben ze dat nooit kunnen zien? (weer zacht) Toen ze die diagnose kreeg, is ze helemaal weggezakt. Onze sterke moeder, die vrouw die alles en iedereen de baas kon. Plots lag ze daar, was ze een zwakke moeder. Ik denk soms dat ze langer had geleefd zonder die diagnose. Op een dag riep ze al haar kinderen bijeen. Ze begon advies te geven. Wees goed in het leven. Wees respectvol tegenover iedereen, ongeacht geloof of achtergrond. (stil) Dat waren haar laatste woorden. Diezelfde dag is ze overleden. Ze moet de dood gevoeld hebben.

Kan jij nog geloven in God na wat jij allemaal hebt meegemaakt?

Jawel. Mijn geloof is mijn kracht. De dood staat iedereen te wachten. Wie goed doet in dit leven, zal beloond worden in het hiernamaals. (zucht) Wat mensen zien op televisie, is niet mijn islam. Mijn islam leert mij omgaan met goed en kwaad, met andere mensen, met de samenleving.

Hoe verliep je integratie in België?

Heel goed. Ik worstelde natuurlijk met een grote achterstand. Ik sprak geen Nederlands, Engels of Frans. Maar ik ben snel open gebloeid. Ik heb vrienden voor het leven gemaakt. Mijn lerares Nederlands bijvoorbeeld. Haar echtgenoot is nu mijn sponsor, beMatrix. Sport speelde een belangrijke rol in mijn integratie. Je kan de kracht daarvan niet onderschatten. De taal van sport is voor iedereen gelijk. Ik ben meteen lid geworden van voetbalclub Standaard Muide.

Waar je dan op een leren bal moest trappen?

(lacht) Ja, dat was een wereld van verschil. Heerlijk. Overal op dat veld lagen ballen. Ik werd gek. Ik trapte van de ene bal naar de andere. Ik zat vol energie. Het is daar dat mijn looptalent ontdekt werd. Je zou beter atletiek doen, zeiden mijn trainers.

Als jij één droom mag realiseren, welke zou die zijn?

Ik wil iets betekenen voor de samenleving. Als ik dood ben, wil ik iets nagelaten hebben. Ik ben daarmee bezig. Ik heb alle kansen gekregen in dit land. Ik wil ook andere kinderen die kansen geven. Daarom heb ik de vzw Sportaround opgericht. Wij organiseren naschoolse sport voor kansarme kinderen. Dat project uitbouwen, is mijn grootste droom. Ik wil na mijn carrière ook zelf kinderen trainen. Als ik tijd heb, kruip ik in de boeken. Ik wil alles weten over het menselijk lichaam. Saai, hoor, al die Latijnse termen. (lacht) Maar wie de beste training wil geven, moet dat kennen.

Zie je je nog terug naar Somalië verhuizen?

Neen. Mijn leven ligt hier, in Gent. Mijn vader woont hier, mijn broers, mijn zus. Ik wil wel eens terugkeren, eens zien waar ik geboren ben. Vandaag kan dat niet. De oorlog woedt nog steeds. Maar wie weet, ooit…

 

 

 

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier