‘Bronzen’ Jolien D’hoore: “Ik ben een heel slechte verliezer”
Op de Olympische Spelen in Rio heeft Jolien D’hoore haar stek veroverd tussen de groten van de Belgische sport. Op het loodzware omnium, zeg maar de meerkamp van de piste, veroverde de 26-jarige Oost-Vlaamse brons. Lang heeft ze echter niet kunnen genieten. Volgende week is er het WK op de weg in Doha, Qatar. D’hoore hoopt er de laatste lacune op haar palmares in te vullen, eremetaal op een WK voor profs.
Jaren heb je toegeleefd naar die Spelen. Had je nadien geen nood aan decompressie?
Toch wel. Ik heb ook een weekje rust genomen. Al is dat niet genoeg, dat besef ik wel. Maar meer kon ik mij niet veroorloven. Ik had twee grote doelen dit jaar: Rio en Qatar. Het vlakke parcours in Doha is op mijn lijf geschreven. Dat kan ik niet laten liggen.
Jij gaat voor winst?
Overal waar ik start, wil ik winnen. Ik was al eens wereldkampioen bij de juniores, en zou dat graag overdoen bij de elite. Na het WK ben ik wel van plan twee à drie weken vakantie te nemen. Dat zal deugd doen.
Is het niet moeilijk die switch te maken van piste naar weg?
Voor mij niet. Ik combineer die twee al heel mijn leven. Ik denk zelfs dat ik in Doha voordeel kan halen uit mijn pistevoorbereiding. Ik heb hard getraind op snelheid en stuurvaardigheid, twee kwaliteiten die nodig zijn op een vlak parcours.
Ik zie een tattoo met de Olympische ringen op je pols. Is die nieuw?
(enthousiast) Ja, een week na thuiskomst van Rio heb ik die laten zetten. Mijn eerste tattoo. (lacht) Ik had me voordien al voorgenomen een te laten zetten als ik een medaille pak. Al heb ik toch nog getwijfeld. Gelukkig was mijn vriend pro (Pieter Buyle, ex-renner, red), anders had ik het niet gedaan. Maar goed, ik vind dat ik best fier mag zijn op mijn prestatie.
Heb je jezelf ook iets gekocht met je premie van 20.000 euro?
Ik vrees dat het zoveel niet zal zijn. We moeten zowel in Brazilië als in België belastingen betalen. Ik hoop dat er 15.000 euro overblijft. We gaan het geld sparen, want we zijn van plan een huis te bouwen. Toen ik thuiskwam, ben ik wel meteen gaan shoppen in Gent. Maar daar had ik die premie niet voor nodig. (lacht) Dat is mijn grote ontspanning.
“Mijn loon is gebaseerd op mijn diploma, niet op mijn sportieve prestaties. Dat klopt niet.”
Kan jij leven van je sport?
Dat gaat. Al is sparen moeilijk. Veel meisjes komen niet rond. Het hangt ervan af voor welk team je rijdt. Ik zit bij Wiggle High5, een Brits team. Die betalen mijn onkosten terug. De omkadering is er ook top. Mijn loon krijg ik van Sport Vlaanderen. Dat is gebaseerd op mijn diploma, bachelor kinesitherapie.
Jij zou meer verdienen mocht je een masterdiploma hebben. Vind je dat normaal?
Eigenlijk niet. In Nederland is je loon gebaseerd op je sportieve prestaties. In ons land wordt daar geen rekening mee gehouden. Ik vind dat dat niet klopt. Natuurlijk is school belangrijk, maar wij worden toch betaald om onze sport te beoefenen? Als je eerst alles op alles moet zetten om je diploma te halen, dan ben je 23 vooraleer je voluit voor je sport kan gaan. Dat is rijkelijk laat.
Mensen die je kennen, zeggen dat je obsessief bezig bent met je sport. Klopt dat?
Absoluut. Ik ben zelden tevreden over mezelf. Ik wil altijd meer, altijd beter, altijd dieper gaan. Voor mij telt alleen winnen. Behalve op de Spelen dan. Ik ben ongelooflijk competitief ingesteld. Mijn zus is helemaal anders. Zij voetbalt bij Merelbeke in tweede nationale. Als zij een wedstrijd verliest, vindt ze dat zo erg niet. Als ze maar plezier beleeft. Ik kan dat niet, sporten voor mijn plezier. Ik ben een heel slechte verliezer.
Is dat in alles zo?
O ja. Als ik een gezelschapsspel verlies, wil ik nog een keer spelen. Tot ik win. (zwijgt even) Dat is niet altijd positief. Soms moet je tevreden zijn met een tweede of derde plaats. Maar het is sterker dan mezelf. Ik ben zo perfectionistisch. Winnen is een verslaving.
Op de Spelen in Londen en op de voorbije twee WK’s piste val je telkens net naast het podium. Hoe verwerk je dat?
Door nog meer te fietsen. Dat klinkt raar, zeker? Ik heb mijn fiets nodig om frustraties weg te werken. De dag dat ik niet meer op mijn fiets wil, is de dag dat ik moet stoppen.
Vanwaar komt die passie?
Lopen was eigenlijk mijn eerste sport. Mijn moeder liep ook. Maar toen ik twaalf was, wou ik iets anders, meer variatie. Ik begon toen te fietsen met een neef die even oud is. We trokken de natuur in, reden langs de Schelde, en ik hield van die vrijheid. Mijn eerste wegkoers was nochtans geen succes: ik viel, en mijn fiets was kapot. Mijn eerste pistekoers won ik, tegen allemaal jongens. Ik had zoveel schrik om te vallen dat ik meteen demarreerde. Ze hebben mij niet meer ingehaald. (lacht) Dat gaf wel een kick.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld atletiek of tennis blijft wielrennen voor veel mensen een mannensport. Hoe verklaar je dat?
(blaast) Dat weet ik ook niet. Je kan dat blijkbaar moeilijk veranderen. Misschien dat mijn medaille een boost kan geven aan het vrouwenwielrennen. Alhoewel: toen ik vorig jaar tweede werd in de Ronde van Vlaanderen, dacht men dat ook, maar uiteindelijk merk je weinig verschil.
Dat de winnaar van de Ronde 20.000 euro krijgt, en de winnares slechts 1.128 euro, helpt de emancipatie niet vooruit.
Neen, dat klopt. We ijveren nochtans hard voor gelijk prijzengeld. De UCI zou er ook mee bezig zijn. Maar goed, dat blijkt niet eenvoudig. Ik zie het dan maar zo: wij koersen niet voor het geld, maar voor de eer. En dat maakt een sport vaak mooier.
“Anorexia is taboe in vrouwenwielrennen. Iedereen ziet het, maar niemand zegt iets.”
Jij werkt sinds vorig jaar samen met sportdiëtiste Stephanie Scheirlynck. Welk verschil maakt dat?
Ik let nu op mijn voeding, vroeger niet. Ik weeg wat ik eet, ik tel de calorieën, en ik stuur dat door naar Stephanie. In aanloop naar de Spelen hadden wij dagelijks contact. En dat heeft zeker geholpen. De samenstelling van je lichaam is anders: je gewicht blijft hetzelfde, maar je vetpercentage daalt, terwijl je spiermassa stijgt. Je kan dat natuurlijk niet jaar in jaar uit volhouden. Je moet dat doen voor bepaalde piekmomenten.
Anorexia is een probleem in het vrouwenwielrennen. Ook voor jou?
O neen. Ik eet veel te graag daarvoor. En als sprinterstype moet ik niet extreem scherp staan. Sommigen zijn er wel obsessief mee bezig, die gaan soms heel ver. Je ziet meisjes die alleen maar sla, wortelen en tomaten eten. Dat zijn vooral de klimmers. Zij denken: hoe magerder ik ben, hoe sneller ik omhoog fiets. Ik sta daar niet achter. Ik vind de samenstelling van je lichaam veel belangrijker dan het gewicht.
Wordt daarover gesproken in het peloton?
Niet echt, dat is een taboe. Iedereen ziet het, maar niemand zegt iets. Het probleem is dat er weinig begeleiding is in het vrouwenwielrennen. Wij hebben geen dokters of diëtisten in onze entourage zoals de mannen. Ik heb zelf het initiatief moeten nemen om met Stephanie te werken. Zeker bij de jeugd zou er gehamerd moeten worden op de gevaren van te weinig voeding. Die meisjes spelen met hun gezondheid.
Hoe zie jij je toekomst? Je liet al weten het omnium vaarwel te zeggen.
Dat klopt. Ik blijf de piste en de weg wel combineren, maar in een andere verhouding: meer weg, minder piste. Maar of Tokio 2020 erin zit, kan ik nu nog niet zeggen. Ik zou volgend jaar graag weer studeren, en mijn Master halen. Op lange termijn zie ik mij een trainingscentrum openen, dat is een droom.
Het sportrapport van Jolien D’hoore
Als kind was mijn idool …
Ik had niet één iemand.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Marieke Vervoort. Daar moet je zóveel respect voor hebben.
Mijn mooiste sportmoment?
Brons in Rio. Van de afsluitende puntenkoers weet ik zo goed als niets meer, zo dood zat ik. En dan toch die medaille pakken. Dat gelukzalig gevoel valt moeilijk te beschrijven.
Mijn grootste ontgoocheling?
De voorbije twee WK’s piste. Twee keer net geen podium: vierde vorig jaar en zesde dit jaar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier