Een terugblik op de carrière van Dick Norman: “Ik heb schrik van het gokprobleem”
TIEGEM – Dick Norman was er al 38 toen hij opklom tot nummer tien van de wereld in het dubbelspel. Een uitzonderlijke prestatie. In het enkelspel was de West-Vlaming veeleer een ‘onehitwonder’. Die ene Wimbledon toen hij drie voormalige winnaars naar huis mepte, staat in het collectieve geheugen gegrift.
Dick Norman (47) was letterlijk en figuurlijk een laatbloeier. Hij groeide tot zijn twintigste, klopte af op 2.04 meter, en kreeg daarna last van zijn knieën. Een operatie volgde, evenals negen maanden platte rust. Een zware dreun voor de kersverse prof uit Waregem. “Ik was 24, en mijn carrière moest nog beginnen.” Hij zocht daarna Carlos Rodriguez op, de latere coach van Justine Henin, en ging anders trainen, intensiever vooral. In de zomer van 1995 was hij klaar voor zijn eerste Grand Slam, Wimbledon. Of beter: voor de kwalificaties ervan. In de laatste ronde vloog hij eruit. “Ik was tevreden. Ik haalde een hoog niveau, won twee wedstrijden, en kon leven met die nederlaag. Maar dan werd ik plots opgevist als lucky loser.” Het sprookje kon beginnen. Voormalig winnaar Pat Cash was de eerste in de rij. Norman won de eerste set met 7-6 waarna de Australiër opgaf. “Ik was ongelooflijk blij met die opgave. Cash was een fenomeen in die tijd. De opwarming was een vreemde ervaring. Ik voelde mij zelfs geïntimideerd. Ik kwam het veld op, en twee mensen applaudisseerden, mijn zus en een vriendin. Hij kwam het veld op, en alle tribunes veerden recht. Alsof het de Queen was. Idem na de wedstrijd: twee mensen juichten, de rest zweeg.”
In de tweede ronde won je in drie sets van Stefan Edberg, voormalig nummer één en tweevoudig Wimbledonwinnaar.
Dat was mijn beste wedstrijd ooit. Ik tenniste met mijn ogen toe. Ik sloeg mijn tweede opslag even hard als mijn eerste, aan tweehonderd per uur. Alles lukte.
Wat zei Edberg nadien?
Niets. Ik mocht niet in de kleedkamer van de grote jongens. Hij heeft toen wel een serieuze mentale tik gekregen. Hij is even later zelfs gestopt. (mijmerend) Dat was echt een droomwedstrijd. Maar de match na Edberg, die tegen Woodbridge (ex-winnaar in het dubbel, red.), was de gevaarlijkste. Ik wou absoluut ook hem uitschakelen. Anders zou men zeggen dat ik gewoon een geluksdag had.
Dat is je gelukt. En dan kwam Boris Becker, ook een ex-nummer één en een ex-winnaar. Geloofde je in een nieuwe stunt?
Mja, ergens wel. Alhoewel. Ook die opwarming was surreëel. Ik kon niet geloven dat Becker aan de overkant stond. Dat was mijn held. Ik stond gewoon naar hém te kijken, en niet naar de bal. Ik kreeg nog een setpunt in die eerste set, maar daarna was het voorbij. Hij was gewoon te goed.
Zat er toen al meer volk in de tribune voor jou?
Ja, dat leefde écht. Zelfs de buitenlandse pers zocht mij op. Ik kreeg voortdurend camera’s en micro’s voor mijn neus. Ik had nooit eerder een interview gegeven aan de televisie, laat staan dat ik op een voorpagina van een krant had gestaan. Dat gaf wel een kick, moet ik toegeven.
Ik moet mijn moeder dankbaar zijn. Zij was mijn tenniscoach.
Je werd daarna een plek in de top 15 voorspeld. Was dat realistisch?
Neen. Top 50 zou wellicht het maximum geweest zijn. Ikzelf wou absoluut die top 100. Dat was mijn grote droom. Ik begon mezelf meer druk op te leggen, te veel druk. Telkens ik die honderd naderde, viel ik terug. Ik ben daarom ook gestopt in 1998. Ik geloofde plots niet meer in mijn droom.
Wat wou je dan doen met je leven?
Dat wist ik niet. Ik ben in een zwart gat gevallen. Eens gestopt, voelde ik vooral leegte in mijn leven. Ik had geen vriendin, geen kinderen, geen doel. Twee jaar later ben ik weer begonnen, maar dan zonder mezelf druk op te leggen. En zie: plots stond ik 85ste van de wereld. (lacht) Tennis is vooral een mentale sport.
Na je comeback maakte je vooral furore in het dubbel. Hoe kwam dat?
Dat was niet het plan. Ik ben pas écht beginnen dubbelen in 2009, toen ik stopte met enkel. Ik wou een soort afscheidstournee maken. Maar dat liep onverhoopt goed. Ik vond in Moodie (een Zuid-Afrikaan, red.) de ideale partner. Mijn lengte speelde ook in mijn voordeel, meer dan in het enkel. We wonnen Rosmalen, speelden halve finale Wimbledon, finale Roland Garros. Ik had nooit zoveel prijzengeld gewonnen. Dan kun je natuurlijk niet stoppen. Die afscheidstournee heeft zo vijf jaar geduurd. (lacht) Ik zie dat vandaag als de kers op de taart. Ik heb prachtige tornooien mogen spelen waar ik als enkelspeler niets te zoeken had, Monte Carlo, Indian Wells, Shanghai, noem maar op. Ik was zelfs even de nummer tien van de wereld.
Je vrouw en je kinderen trokken overal mee. Had jij dat nodig?
Ja. Al was dat soms ook vermoeiend. Kinderen verteren een jetlag niet zo snel als volwassenen. Maar dat waren wel de mooiste jaren. Ik heb daar écht van genoten. Elk tornooi was een nieuw avontuur voor het hele gezin. En een slechte wedstrijd vergeet je meteen als je kids rond je nek springen.
Dat was ook een stuk duurder, kan ik me voorstellen?
Ja, dat wel. Mijn vrouw, ik, drie kinderen, een nanny: voor Australië was dat al snel 8.000 euro aan vliegtickets. Ik kon niet anders dan méér gaan winnen. (lacht)
In 2013 ben je definitief gestopt. Was er dan opnieuw een zwart gat?
Neen. Toen wist ik wél wat ik met mijn leven wou aanvangen. Ik wou vooral een aanwezige papa zijn. Maar ook tennis staat nog steeds centraal. Ik geef trainingen, doe workshops dubbelspel, organiseer tennisvakanties in Portugal en ben sinds dit jaar tornooidirecteur van de European Open in Antwerpen. Ik vind het een grote eer dat ik daarvoor gevraagd ben. Dat voelt aan als een terugkeer naar het circuit. Ik doe dat samen met mijn vrouw. (enthousiast) We willen van die European Open een écht event maken. Elke avond moet er ambiance zijn, vóór, tijdens en na de wedstrijd. Goffin is de eerste topper die toegezegd heeft. We hopen natuurlijk op meer.
Pat Cash was een fenomeen. De opwarming was een vreemde ervaring. Ik voelde mij zelfs geïntimideerd.
Ben je die tennis nooit beu?
Eerlijk: toen mijn afscheid naderde, heb ik even getwijfeld. Mijn vrouw en ik zijn verliefd op Portugal. We hebben eraan gedacht daar een B&B te openen, of een klein hotel. Maar uiteindelijk moet je aan de kindjes denken. Ze werden schoolplichtig, ze hebben hun vriendjes hier. Dus bleven we in Tiegem. Maar het had gekund, hoor. Elke paas- en herfstvakantie trekken wij naar de Algarve. Vandaar die tennisvakanties daar: dat is het zakelijke aan het aangename koppelen.
Hoe is tennis op je pad gekomen?
Ik moet mijn moeder dankbaar zijn. Zij was tenniscoach. Zij heeft duizenden jongens en meisjes uit de streek leren tennissen. Ik was haar proefkonijn. Ik was amper vijf toen ze allerlei oefeningen op mij uitprobeerde. Vandaag doet ze dat opnieuw met de kleinkinderen. Het is mooi om zien hoe ze nog steeds die microbe doorgeeft, ook al is ze 73.
Om af te sluiten: klopt het verhaal dat jij eens benaderd bent door gokkers?
(knikt) Vele jaren geleden, ik weet niet meer exact wanneer. Ik vond dat heel beangstigend. Dat ging over 1.000 euro of zo. Ik werd aangesproken op een tornooi. Plots staat zo iemand naast je. Je krijgt de vraag of je een wedstrijd wil verliezen. Ik heb meteen neen gezegd. Wie daarin meegaat, weet niet waar dat eindigt. Ik vrees echter dat dat probleem vandaag nog groter is, door het online gokken. Ik heb schrik daarvan. Je zou hopen dat gokken op sportwedstrijden verboden wordt, maar dat is naïef, zeker? Ze zouden minstens de bedragen moeten limiteren, vind ik.
Sportrapport
Als kind was mijn idool …
Yannick Noah en John McEnroe.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Roger Federer. Ik heb helaas nooit tegen hem mogen spelen.
Mijn mooiste sportmoment?
Die droomweek op Wimbledon in 1995 en de wedstrijd tegen Monfils op Roland Garros in 2006. Ik verloor weliswaar in vijf sets, maar de sfeer naast het veld, met vijfduizend Belgen op Suzanne Lenglen, was waanzinnig.
Mijn grootste ontgoocheling?
De dubbelfinale van Roland Garros verliezen in 2009. We stonden zó dicht bij een plek in de geschiedenisboeken. We wonnen zelfs de eerste set.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier