Franky Van der Elst over opmerkelijke carrière: “Ik ben een Clubman, geen supporter”
“Het kan verkeren”, zei de Nederlandse dichter Bredero. Van Franky Van der Elst was in de zeventiende eeuw nog geen sprake, maar die leuze is wel op het lijf geschreven van the Fox. Tot twee keer toe stond de intussen 55-jarige Pajot dicht bij Anderlecht. Vandaag is hij met vijf titels, vier bekers en twee Gouden Schoenen één van de iconen in de rijke geschiedenis van concurrent Club Brugge.
Franky Van der Elst is opgegroeid in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, de toegangspoort tot het Pajottenland. Zijn ouders baatten er het dorpscafé uit, dat ook clubhuis was van de lokale voetbalploeg. De klanten daar bedachten hem de bijnaam the Fox, aanvankelijk de smalle Fox. Hij kende een fantastische jeugd, zo zegt hij meermaals tijdens ons gesprek. De amateurs van Blauw-Wit Lombeek, dát waren zijn idolen. “Na de training kwamen zij langs om een pint te drinken. Ik weet nog goed hoe ik op de biljarttafel sprong om mee te luisteren. Als kleine gast was dat formidabel. (lacht) Het was mijn droom ooit tussen hen te staan. Mijn ambitie is gegroeid met elke stap die ik zette.”
De eerste stap was toen hij vijftien was, en RWDM de verdedigende middenvelder wegplukte uit zijn thuisdorp. Al had het anders kunnen lopen. “Ik heb toen ook twee keer getest bij Anderlecht. Dat is uiteindelijk niet doorgegaan. Er scheelde blijkbaar van alles. Overdreven gesteld. (lacht) RWDM wou me echt. Toen ik jaren later naar Club ging (1984, red.), was Anderlecht opnieuw geïnteresseerd.”
Het Astridpark ligt op amper vijftien kilometer van Lombeek. Waarom toch Brugge?
Hun voorstel was interessanter. Ik weet nog dat ik vanuit het café van mijn schoonouders, wij hadden thuis geen telefoon, Michel Verschueren opnieuw belde om te zeggen dat het voorstel van Club beter was, en of we misschien nog eens konden praten. Dat was mis. (lacht) “Snotneus”, zei Verschueren. “Als dat niet genoeg is, laat maar zitten.” Tot zover Anderlecht. Later heeft Paul Van Himst, die er toen trainer was, me wel verteld dat hij me echt wou, maar Verschueren niet.
Ben je tevreden hoe je carrière gelopen is?
Ja, toch wel. Ik denk dat ik fier mag zijn. Het buitenland was niet evident in die tijd. Ik heb wel eens Paul Courant van KV Mechelen, toen Europese top, aan de lijn gehad. Dat charmeerde me wel. Maar ik heb dat meteen afgewimpeld. Ik was niet de man die met andere ploegen ging praten. Ik was tevreden bij Club. In die vijftien jaar zijn we maar één keer naast de Europese plaatsen geëindigd. Dat zegt toch iets. Ik sprak er onlangs nog over met Gert (Verheyen, red.). Als je zo lang voor één club speelt, hoor je ergens bij. En dat is best een fijn gevoel.
“Michel Verschueren zei: ‘Snotneus, als dat niet genoeg is, laat dan maar zitten.’”
Waarom maakte jij zo weinig doelpunten?
(lacht) Ik zou vandaag als analist kritiek hebben mocht een centrale middenvelder zo weinig scoren. Maar dat was mijn kwaliteit niet. Ook op training scoorde ik zelden. Als ik beelden van vroeger herbekijk, merk ik wel dat ik vaak in de opbouw zat. Maar assists of pre-assists werden in die tijd niet bijgehouden.
Kijk je vaak naar oude beelden?
De laatste tijd wel. Ik heb tijd, hé. Ik ben werkloos. Dat is gegroeid met die timeline op de website van Club, naar aanleiding van het 125-jarig bestaan. Let op: ik kijk niet heel de tijd naar mezelf, hé. Ik zie vooral graag beelden van vóór mijn tijd, de periode-Happel bijvoorbeeld. (enthousiast) Wat mij opvalt, is hoe goed er toen gevoetbald werd.
Raak je voetbal nooit beu?
Soms wel. Dan zap ik weg. Maar twee minuten later zap ik alweer terug.
Ben jij vandaag supporter van Club?
Neen, toch niet. Ik ben een Clubman, maar geen supporter. Dat klinkt misschien raar. Ik kan bijvoorbeeld emotioneel gemakkelijk afstand nemen als Club verliest. Al was ik wel blij met de titel vorig jaar. Maar ik ben nooit supporter als ik naar voetbal kijk. I don’t care wie wint. Ik wil gewoon mooi voetbal zien.
Heb je een zitje op de eretribune?
Neen, dat hoeft ook niet. Als ik kaarten wil, mag ik bellen. En dat is goed zo.
Je bent na je carrière wel in Brugge blijven hangen.
Als je ergens vijftien jaar graag woont, je drie kinderen zijn daar opgegroeid, en je hebt een mooie vriendenkring, waarom zou je dan verhuizen? Ik vind het altijd wel fijn naar Lombeek terug te keren. Mijn vader woont er nog, hij is er 81.
Jij hebt vier WK’s meegemaakt. Waarom draait zo’n tornooi vaak uit op een sisser? Zijn dat die communautaire spanningen?
Mja, dat maakt men ervan. Ik denk dat niet. Tenzij je wereldkampioen wordt, eindigt zo’n tornooi per definitie in mineur. En als je verliest, komen er frustraties boven. Ik heb mij in Mexico ook eens boos gemaakt in de pers. Achteraf besef je wel dat dat niet nodig was. (denkt na) Je moet weten dat je voor zo’n tornooi wekenlang samenleeft met mensen die je niet goed kent. Karakters botsen, ego’s spelen op. Dat is onvermijdelijk, denk ik. De Hollanders zijn er nog straffer in. Alleen Duitsers en Italianen lijken er immuun voor.
“Misschien had ik na het ontslag van de Caje ook mijn ontslag moeten indienen.”
Heb jij een groot ego?
Dat denk ik niet. Ik sta wel op mijn strepen. Ik stoef niet graag, maar ik ben fier dat ik het op mijn manier gemaakt heb. Let op: toen ik naar Club kwam, zat ik met twijfels, hoor. In die kleedkamer zaten namen als Ceulemans, Jensen, Wellens. Ik kwam hier niet met het idee van: wir schaffen das. De beste manier om aanvaard te worden in het voetbal, om voor vol aanzien te worden, is direct presteren. Dat is mij gelukt.
Welke dromen heb jij nog?
Grote dromen heb ik niet meer. Ik wil wel zo snel mogelijk vast werk. Hele dagen thuis zitten is niets voor mij. Ik was al eens twee jaar werkloos (van 2012 tot 2014, red.), en wil dat niet opnieuw meemaken. Ik vond het spijtig dat de samenwerking met Roeselare in mei stopgezet werd. Ik wil de deur van het trainerschap zeker niet dicht gooien, maar ik sluit ook niet uit dat ik iets doe naast het voetbal. Voorwaarde is dan wel dat ik mijn analistenwerk kan blijven doen, en assistent kan blijven van Gert bij de nationale U19.
Als trainer kreeg je enkel kansen bij kleine ploegen. Steekt dat niet?
(blaast) Neen. Mijn parcours als trainer verloopt hobbelig. Dan kan je geen topploeg verwachten.
Van 2005 tot 2007 was je assistent bij Club van eerst Ceulemans en daarna Ferrera. Dat was een pijnlijke periode. Is die wonde al geheeld?
Toch wel, ik ben geen rancuneus man. Achteraf gezien hadden we dat misschien niet moeten doen. Het was té mooi op papier: Degryse sportleider, Ceulemans trainer, René Verheyen en ik assistent. Misschien hadden we de moed moeten hebben om neen te zeggen. (zwijgt even) Ik denk ook soms: misschien had ik na het ontslag van de Caje ook mijn ontslag moeten indienen.
Heb jij voor de verzoening tussen Ceulemans en Degryse gezorgd?
Nee, dat maken journalisten ervan. Die luisteren nooit. (lacht) Marc heeft dat initiatief genomen, en hij wou mij erbij. Ik wil die pluim niet op mijn hoed. Dat was trouwens nogal een dag. We zaten in een restaurant aan de Leie. Eerst een uur goed babbelen, to the point. Tot het uitgesproken was. En dan goed eten en drinken. Héél goed drinken. (lacht)
Ben jij een emotioneel man?
Ik ben dat geworden. Na de dood van mijn moeder twintig jaar geleden. (even moeilijk) Maar ik wil nu niet emotioneel worden.
Wie was de beste waar jij mee speelde?
De Caje. Die ontgoochelde nooit. Overzicht, opstelling, intelligentie, scorend vermogen, werkkracht. Hij had het allemaal.
Het sportrapport van Franky Van der Elst
Als kind was mijn idool …
In de koers Roger De Vlaeminck, in het voetbal Standard. Vreemd, hé. Maar die namen, jong: Kostedde, Takac, Piot.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Cristiano Ronaldo. De helft van de wereld op je nek hebben, en toch alles winnen wat er te winnen valt.
Mijn mooiste sportmoment?
Gevoelsmatig zeg ik de eerste titel in 1988.
Mijn grootste ontgoocheling?
Verliezen tegen Anderlecht in de testwedstrijden voor de titel in 1986. En de uitschakeling tegen Engeland op het WK 1990: Platt in de laatste minuut.
(foto belga)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier