Gella Vandecaveye: “Ik mis de euforie van het winnen”
Gella Vandecaveye, een naam die Gallische onverzettelijkheid uitademt. Eén van de grootste sportvrouwen in de Belgische geschiedenis. Een palmares om u tegen te zeggen: twee Olympische medailles, twee wereldtitels, zeven Europese en veertien Belgische titels, twee keer sportvrouw van het jaar. Maar geen katje om, je weet wel. De ex-judoka draagt het hart op de tong. “Werkloos? Ik moet daar mee lachen.”
Gella, 42 lentes jong, is ondernemer vandaag. Wat ze juist uitspookt? “Heb je enkele uurtjes”, is steevast haar antwoord. ‘Public Relations en Sport Consulting’ is de vlag die de lading best dekt. Eigenlijk doet ze alles wat ze uitdagend vindt. En veel van dat doet ze nog steeds samen met Eddy Vinckier, haar coach toen ze judoka was en haar mentor in het leven. “Ik ben getrouwd met mijn job, een passioneel en verrijkend huwelijk. Nooit sleur, nooit routine. Let op: verwar dat niet met mijn privé, hè. Daar spreek ik niet over.”
Dat doe je nooit. Waarom niet?
Ik ben niet getrouwd, ik heb geen kinderen, meer wil ik daar niet over kwijt. Ik vind dat mijn privéleven geen enkele nieuwswaarde heeft. Daarom is het ook privé. Ik ben een gezonde meid, maar wat heeft de rest van Vlaanderen daarmee te maken?
Ben je niet bang dat mensen gaan roddelen over je?
Tja, wie boven het korenveld uitsteekt, moet dat ondergaan. Roddelen kan je toch niet tegenhouden. Kijk, ik heb niets te verbergen. Wie moet weten, weet.
Zeg, wat hebben Ulla en jij de generaties na jullie aangedaan? Zij geraken niet los van de vergelijking en die verliezen ze natuurlijk telkens weer.
Het is een zware erfenis om dragen, hè. Sorry daarvoor (lacht). Wij hebben geprobeerd de beste te zijn in onze generatie. Met minder waren wij niet tevreden. Ik was een onverzadigbaar beestje, ik was razend ambitieus. Vandaag ben ik veel milder. Ik gun nu anderen hun succes. Als topsporter kan je niet mild zijn, je wil altijd winnen. Allé, ik was toch zo. (zwijgt even) Ik mis nog steeds de euforie van het winnen, maar niet wat je ervoor moet opofferen. Ik leid een ander leven nu, en ik ben gelukkig. Ik werk hard, leef Bourgondisch en geniet. Vandaag is sport voor mij een middel om het hoofd fris te krijgen en zacht in het leven te staan. Maar ik kan niet veel meer, een gevolg van de roofbouw. De carrosserie blinkt nog, maar de versnellingsbak is versleten.
“Zilver en brons zijn troostprijzen, je wil goud”
Je palmares is indrukwekkend. Ben je zelf tevreden?
Ik ben trots, zeker. Je staat in de annalen van de topsport. Ik denk niet dat ik méér kon winnen. Oké, ik heb geen Olympisch goud. Maar mijn brons van Sydney 2000 draagt wel een gouden randje. Ik ben bestolen toen. De halve finale was een kamp op beslissing. De drie Aziatische scheidsrechters kozen de kant van de Chinese. Wat had je gedacht? Die dwaling kostte mij een finaleplaats. Stond ik in de finale, dan won ik negen kansen op tien. Nu, het was al ongelooflijk dat ik op die Spelen stond. Dat heb ik deels te danken aan kinesist Lieven Maesschalck. Weet je, voor geschifte dingen moet je bij hem zijn. Twee maanden voordien scheurde ik mijn kruisbanden. Normaal mag je het dan vergeten.
Je hebt je portie tegenslag wel gekend. Twee jaar eerder brak je zelfs je nekwervel. Heb je nooit de zin om verder te vechten verloren?
Je laat je wel eens hangen, maar mijn vader zei dan altijd: slaap eens goed, meisje, morgen ben je een ander mens. En dat klopt ook, dan zie je het weer zitten. Judo is een metafoor voor het leven. Je valt eens, en je staat weer op. Ik kan dat goed relativeren. Iedereen kent tegenslag. Maar je moet vooruit. In 2000 wou ik absoluut terugvechten, ik was nog niet klaar met judo. In 2004 was het wel op.
De Olympische finale van Atlanta 1996 is een ander memorabel moment. Heb je toen goud verloren of zilver gewonnen?
You don’t win silver, you lose gold, is de slogan van Nike. In het judo is dat zo. Je verliest je laatste kamp van het tornooi. Zilver en brons zijn troostprijzen, je wil altijd goud. Dat zegt natuurlijk veel over mijn ambities. Maar goed, die Japanse was sterker die dag. Eén keer om de vier jaar komt dat kleine trauma weer naar boven.
In vergelijking met andere landen haalt ons land bitter weinig Olympische medailles. Ligt dat aan onze mentaliteit? Zijn wij te snel tevreden?
Dat kan goed zijn. Ik heb enkele maanden door China gereisd. Daar leven 800 miljoen mensen onder de armoedegrens. Dat doet je nadenken. Wij leven in een land van melk en honing. Ons sociaal vangnet is een hangmat geworden. Wij maken de mensen lui. Allé, we worden betaald om niet te werken. Hoe realistisch is dat? Let op: de zwakkeren moeten we wel helpen, hè. (feller) Maar hoeveel profitariaat is er niet? Werkloos, ik moet daar mee lachen. Als je wil werken, is er werk genoeg.
Je klinkt net als je voormalige coach Jean-Marie Dedecker.
Misschien zeg ik het wat radicaal en moet ik mijn woorden wat meer nuanceren, maar goed. Je moet knokken in het leven, hè. Ik ben een zelfstandige, ik moet dag en nacht werken. Mijn vader heeft dat ook altijd gedaan. Ik verdien 2.200 euro per maand, je mag dat weten. Ik ben geen grootverdiener. Mocht ik ingegaan zijn op één van de vele vragen uit de politiek, dan had ik nu een luilekkerleven. Maar ik haal voldoening uit mijn job. Ik ben een vrije vogel. En mijn eigen baas. Toffe baas, hè (lacht). Weet je, het allerbelangrijkste is dat je hart, je hoofd en je lichaam samenwerken. Anders val je als mens uit elkaar. Ik ben mijn balans even kwijtgeraakt. Daar werk ik nu weer aan.
Wat is er gebeurd?
(zacht) Dat is privé. Een pijnlijke ervaring. Maar het heeft voor levenswijsheid gezorgd. Ik ben geen opgever. Niemand ontsnapt aan tegenslagen, maar morgen is er weer een nieuwe dag. Soms is een opdoffer verwerken interessanter dan slagen. Dat heeft het judo mij geleerd.
Als ik je leven na de sport onder de loep neem, Parijs-Dakar, een wereldreis, de Alpen beklimmen, avontuurlijke televisieprogramma’s, krijg ik de indruk dat je altijd bent blijven zoeken naar een kick, een adrenalinestoot. Klopt dat?
Een kick vind ik wat pejoratief uitgedrukt. Ik zoek wel uitdagingen. Ik wil uit mijn comfortzone gehaald worden. Ik zie al die ondernemingen als kansen om ervaringen op te doen waaruit je leert en groeit, zoals die wereldreis. Alles achter laten voor één jaar, dat is niet evident, hoor. Maar dat heeft me verrijkt als mens.
“Ik wil pinguïns zien in Antarctica en piano leren spelen.”
Wat staat er nog op jouw bucketlijst?
Op mijn privé-bucketlijst heel wat, maar dat hoef ik niet te delen. Ik kan je wel zeggen dat ik voor mijn moeder ga zorgen. Mijn vader is twee jaar geleden overleden. Ik zie dat als mijn plicht. En verder (denkt goed na). Twee dingen zeker: ik wil pinguïns zien in Antarctica en piano leren spelen. Ik hou ervan niet-toeristische bestemmingen te ontdekken. Dat is opnieuw zoiets dat me uit mijn comfortzone haalt. Iran en Noord-Korea staan ook op mijn lijstje.
Ben jij de grootste Belgische judoka aller tijden?
Op die vraag zal ik niet antwoorden. Dat zou nogal hautain overkomen. Je kan ook moeilijk generaties en categorieën met elkaar vergelijken. De vier grootsten zijn Robert Van de Walle, Ingrid Berghmans, Ulla en ik, dat durf ik wel stellen.
Dit interview verscheen in De Zondag van 9 augustus 2015.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier