Hanna Mariën blikt terug op een opmerkelijke carrière: “Ik ben geen grote waaghals”
Als eerste en voorlopig enige Belgische nam Hanna Mariën (34) deel aan Winter- én Zomerspelen, een opzienbarende prestatie. En nooit als figurante. In Peking 2008 snelde ze naar zilver, excuseer goud, op de 4×100 meter, in Sotchi 2014 finishte ze zesde op de tweemansbobslee. Wij hadden een geanimeerde babbel met de vlotte Antwerpse over haar opmerkelijke carrière.
Peking, 22 augustus 2008. Olivia Borlée, Hanna Mariën, Elodie Ouedraogo en Kim Gevaert finishen tweede op de 4×100 meter. Na de ongenaakbare Russen. Wat velen toen dachten, wordt pas acht jaar later bewezen. Rusland speelde vals: doping. In september dit jaar op de Memorial Van Damme kregen Mariën en co uiteindelijk toch het goud overhandigd. Een heel emotioneel moment, vertelt ze. “Op voorhand weet je niet goed wat je moet verwachten. Uiteindelijk is Peking al acht jaar geleden. Maar dan staat plots vijftigduizend man voor jou recht, je familie op de eerste rij. Ik moest mij echt inhouden om niet in tranen uit te barsten.”
Voelt dat niet wat wrang aan?
Deels wel, natuurlijk. Als je beelden of foto’s herbekijkt, blijf je altijd tweede. Maar we hebben elkaar opgepept om niet verzuurd terug te blikken. Doping is eigen aan topsport. Je weet dat sommige atleten het spel niet eerlijk spelen. Dat krijg je er niet uit. Ik vond het wel opvallend hoe emotioneel die Russen waren toen ze over de finish kwamen. Je zou denken dat je je toch wat inhoudt als je weet dat je vals speelt. Maar goed, zij krijgen zo hard ingepeperd dat iederéén pakt.
Na Peking krijg je het moeilijk. Je faalt voor Londen. Wat liep er fout?
Vanalles. Blessures, het wegvallen van Kim. Zij was ons grote boegbeeld, zij heeft ons doen geloven dat ook blanke atleten iets konden bereiken in de sprint. Ik was ook mentaal uitgeput. Als je eenmaal proeft van zilver, dan wil je meer, dan ben je niet tevreden met een plek in de schaduw. Daarom ben ik die zomer ook gestopt met atletiek.
Vlak erna maak je een opmerkelijke switch naar bobslee. Hoe kom je erop?
Eva Willemarck en Elfje Willemsen, twee piloten, trokken al even aan mijn mouw. Zij zochten iemand die snel en sterk was. Dan begin je na te denken. Je hebt het wel gezien met atletiek, maar je voelt je fysiek wel nog heel sterk. Komt daarbij dat ik heel impulsief kan zijn. (lacht) Zonder al te lang nadenken heb ik toegezegd, hoewel ik nog nooit een bobslee van dichtbij gezien had.
“Die eerste weken bobslee waren echt een hel. Je waant je in een wasmachine als je afdaalt.”
Moet je ook gek in het hoofd zijn? Zo’n bobslee raast aan 140 kilometer per uur naar beneden.
Ik denk niet dat ik gek ben. Ik ben ook geen grote waaghals. Je zou me bijvoorbeeld geen plezier kunnen doen met een gratis sprong uit een vliegtuig. Ik zou dat zelfs niet doen, denk ik. Tenzij er camera’s op staan. Dan zou ik me stoerder voordoen dan ik ben. (lacht) Die eerste weken waren echt een hel. Je waant je in een wasmachine als je afdaalt. Ik vond dat echt niet fijn. Als ik uitstapte, moest ik vaak overgeven. Mijn lichaam was geradbraakt, vooral mijn nek.
Waarom deed je verder?
Omdat net in grote letters in de krant verschenen was dat ik de overstap maakte. Ik wou niet de seut uithangen en meteen opgeven. Pas na twee jaar kon ik wat genieten. Waarschijnlijk heb je wel gelijk, moet je een beetje gek zijn. Of toch minstens een groot topsportbeest zijn.
Twee jaar na je overstap word je wel zesde op de Winterspelen in Sotchi. Is bobslee zo gemakkelijk?
Als remster moet je relatief weinig doen. Je voornaamste taak is het gevaarte, dat tot 180 kilogram kan wegen, in beweging krijgen en er vervolgens in springen. Je moet dus vooral explosief en krachtig zijn, twee kwaliteiten die ik als atlete ook al had. Het moeilijkste werk is weggelegd voor de piloot, dat was Elfje. Gelukkig had zij wel al acht jaar stuurervaring. Ik vertrouwde haar blindelings. Anders was ik nooit in dat project gestapt. Stel dat jij nu zou vragen om samen in een bobslee te kruipen, dan zou ik neen zeggen. (lacht)
Daar gaat mijn volgende vraag. Waarom stop je al na Sotchi?
Een nieuw project van vier jaar was sowieso te lang. En ik wou in schoonheid stoppen. Bobslee vraagt veel van je lichaam. Vaak moeten atleten stoppen omdat ze sukkelen met een hernia. Ik wou dat voorkomen. Ik wou ook na mijn carrière nog iets doen.
Je bent intussen voorzitter van de Belgische bobsleefederatie.
Dat heb ik ook weer heel impulsief beslist. Enkele maanden na mijn afscheid kwamen ze op mijn deur kloppen, dat het niet goed gaat met de bobslee, of ik niet wou helpen. Ik ben dan zo iemand die denkt dat ze heel de wereld aankan. (lacht) Ik zei dus ja. Zonder te beseffen wat op mij af kwam. Sponsoring zoeken bijvoorbeeld. Dat is niet evident. Wintersporten zijn niet populair in België. Wij komen wel rond, maar we moeten niet zot doen. Op verplaatsing slapen we niet op hotel, maar in een appartement. En ons eten maken we zelf.
Begin 2018 zijn er de Spelen in Zuid-Korea. Wat kan het Belgische team met Elfje Willemsen en Sophie Vercruyssen?
Als alles goed gaat, ben ik ervan overtuigd dat zij een medaille pakken. Op het EK dit jaar hebben zij zilver behaald, dan ben je top-vijf wereldwijd. Dat zou ook voor mij de cirkel rondmaken. Na Zuid-Korea wil ik stoppen als voorzitter.
“Ik had me eigenlijk voorgenomen om na zoveel jaar topsport meer te genieten van het leven.”
Sport blijft wel je leven domineren?
O ja. Ik ben geboren om te sporten. Dat wist ik als kind al. Toen ik vijf was, won ik mijn eerste wedstrijd, een scholencross. Dat was zó graaf. Ik zou me geen leven zonder sport kunnen voorstellen. Al is dat soms ook beangstigend. Als je na vijftien topsport stopt, wat doe je dan? Ik ben wel pedagoge van opleiding, maar dat was niet wat ik wou doen. Gelukkig heb ik mijn ding gevonden als personal coach. Ik maak trainingsschema’s voor mensen die willen sporten, vermageren of gewoon gezonder willen leven.
Leef jij nog als topsporter?
Ik moet mezelf soms afremmen. Ik had me voorgenomen om na zoveel jaar topsport meer te genieten van het leven. Maar al na enkele maanden was ik weer van links naar rechts aan het hollen. Ik heb het heel moeilijk om gas terug te nemen. Misschien heb je mij gezien in Eeuwige Roem (televisieprogramma op VIER, red)? Dat ik een strever ben, schreven mensen over mij op sociale media. En dat was niet altijd positief bedoeld. Maar die gedrevenheid zit gewoon in mij. Ik wil altijd en overal het onderste uit de kan halen. Je hebt mensen die thuis komen van hun werk en zich dan in de zetel ploffen. Ik kan dat niet.
Ben je nog steeds ijdel? Als atlete was je erg met je uiterlijk bezig.
Dat denk ik wel. Ik zou niet graag kilo’s bijkomen. Op restaurant bestel ik wel al eens het vettigste van de kaart, maar dat compenseer ik door veel te sporten. Als atlete is je lichaam natuurlijk je tempel. Je probeert dat zo goed mogelijk te verzorgen. Als je vroeger een brood naar mijn buik gooide, dan kwam dat gesneden terug. (lacht) De bobsleewereld is wel totaal anders op dat vlak. Een blauw plekje wordt er niet afgeplakt zoals in de atletiek. En je ziet er geen meisjes die hun haar vlechten of hun nagels lakken zoals ik in Peking. (lacht) Gelukkig heb ik er geen blijvende letsels aan overgehouden. Of toch één: een scheurtje in mijn bovenarm. Al valt het nog mee. Noem het een schoonheidsfoutje.
Jij bent al vele jaren samen met je vriend. Wil je ook kinderen in je nieuwe leven?
Vroeger niet. Maar nu ben ik er 34, en voel ik toch dat ik twijfel. Ik sluit het niet uit. Maar dat zal niet iets zijn dat ik impulsief beslis.
Het sportrapport van Hanna Mariën
Als kind was mijn idool …
De Amerikaanse atlete Marion Jones.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Zeilster Evi Van Acker. Een heel inspirerende vrouw.
Mijn mooiste sportmoment?
Zilver in Peking. Oeps, ik moet goud zeggen. (lacht)
Mijn grootste ontgoocheling?
De Spelen van Londen missen na vier jaar keihard trainen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier