Schaatstopper Bart Swings: “Nederlander worden? Neen!”
Komende week begint het schaatsseizoen met de eerste Wereldbekermanche in China. Voor onze topper Bart Swings moet deze winter een blauwdruk worden van volgende Olympische winter. De 25-jarige Vlaams-Brabander heeft torenhoge ambities. Dit seizoen eremetaal op het WK, volgend seizoen een Olympische plak. “Misschien maakt de overheid dan eindelijk werk van een ijsbaan.”
In februari 2013 maakte het brede publiek kennis met Bart Swings. Amper 22 toen, maar al goed voor een bronzen plak op het WK allround (alle klassementen samen) in het Noorse Hamar. Verrassend, want de student burgerlijk ingenieur zette amper drie jaar voordien voor het eerst voet op een ijspiste. “Die medaille opende mijn ogen. Ik wist dat mijn grote droom, deelnemen aan de Olympische Spelen en er kampen voor de medailles, mogelijk was.”
Jan Mulder, voetbalanalist, Nederlander en dus schaatsfanaat, zei toen: “Dat Swings snel is, wisten we al, maar dat die het zo mooi doet, en dat voor een skeeleraar.”
Dat hoor ik wel vaker. Je gebruikt in schaatsen wel dezelfde spieren als in skeeleren, vooral bovenbenen en bilspieren, maar technisch zijn het twee verschillende sporten. Toen ik de overstap maakte, heb ik vooral op techniek getraind. Ik wou niet als een skeeleraar op het ijs staan. Schaatsen moet mooi zijn. Als je beweging niet vloeiend is, verlies je tijd. Skeeleren hoeft niet altijd perfect te zijn. Je kan soms even verdwijnen in het peloton. Ik schrok er wel ook zelf van hoe snel ik die techniek oppikte.
Waarom heb je het schaatsen pas op je negentiende ontdekt?
Skeeleren was altijd mijn sport, schaatsen kende ik enkel van televisie. Ik droomde ervan wereldkampioen skeeleren te worden, dat lukte in 2009. Dan verleg je je doelen. Je droomt van de Olympische Spelen, het summum voor elke sporter, maar skeeleren is geen Olympische sport. Was dat wel het geval, dan had ik de overstap nooit gemaakt.
Wat was dan de trigger om te schaatsen?
De Nederlander Koen Verweij was een grote concurrent in het skeeleren. Hij is één jaar ouder, maar ik klopte hem vrij vaak. Plots zag ik hem opduiken op het Nederlands kampioenschap schaatsen. En hij streed meteen vooraan mee. Misschien moet ik dat ook eens proberen, dacht ik. In februari 2010 heb ik een tweetal weken getraind in Heerenveen, en dat beviel me echt goed. Ik voelde dat ik snel progressie maakte.
Is het niet schandalig dat jouw talent niet eerder ontdekt werd?
Mja, dat zal wel. Maar ik vrees dat er in België geen scouts zijn voor schaatsen. In andere landen zie je wel meer dat er in het skeeleren talenten opgepikt worden. Maar wij hebben niet eens een officiële 400 meter-ijsbaan. Waar zou je moeten trainen? Als je als Belg professioneel wil schaatsen, moet je ofwel naar Nederland, ofwel naar Duitsland. Ik had het geluk dat ook mijn broer Maarten en twee anderen de overstap maakten. Anders zou het eenzaam geweest zijn.
“Schaatsen zou een populaire sport kunnen zijn in België.”
In 2014 kreeg je het Vlaams Sportjuweel van de Vlaamse overheid. Heb je de politiek niet gevraagd eindelijk werk te maken van een ijsbaan?
Neen. (lacht) Ik weet wel dat er over gepraat is in het parlement. Maar dat is alweer enkele jaren geleden. Ik vrees dat dat geen gevolg zal krijgen. Misschien moet ik eerst Olympisch kampioen worden? Wij missen een schaatscultuur, zoals Nederland die wel heeft. Daar heb je in elke straal van vijftig kilometer een ijsbaan. Schaatsen zou nochtans een populaire sport kunnen zijn in België. Als het vriest, staan de sloten vol schaatsers.
Je telt intussen elf wereldtitels in skeeleren. Zie je nog uitdaging daarin?
Ik zie dat vooral als belangrijke voorbereiding op de winter. Zo heb ik dit jaar het WK laten passeren omdat het niet paste in mijn planning. Maar ik blijf wel skeeleren. Ik ben ook blij dat die sport dankzij mijn schaatsprestaties meer aandacht krijgt.
Hoe lang is het geleden dat België een medaille haalde op Olympische winterspelen?
Dat moet van Bart Veldkamp geleden zijn. Ik denk dat dat in Nagano was, in 1998.
Klopt, brons op de 5.000 meter schaatsen. In februari 2018 zijn de Spelen in het Zuid-Koreaanse Pyeongchang. Word jij zijn opvolger?
Dat is het doel, ja. Daar moet ik top zijn. Op de vorige Spelen in Sotchi was ik vierde op de 5.000 en vijfde op de 10.000 meter. Dan weet je dat vier jaar later een medaille het minimum moet zijn. Ik heb vier kansen: de 1.500 meter, de 5.000 meter, de 10.000 meter én de massastart. Dat laatste is nieuw. Ik denk dat ik hierin voordeel kan halen uit mijn skeelertechnieken.
Wat is deze winter je objectief?
Dit seizoen moet een blauwdruk worden van volgend seizoen. Dezelfde trainingskampen, dezelfde wedstrijden, alles uittesten. Sportief wordt het WK afstanden de belangrijkste afspraak (waar geen allround-klassement is, net zoals op de Spelen, red). Dat vindt plaats in februari. Een medaille is het doel.
“Sven Kramer kloppen is niet onmogelijk. Maar liever volgende winter.”
Kan jij de Nederlandse legende Sven Kramer al kloppen, denk je?
Ik zeg niet dat dat onmogelijk is. Al zou ik dat liever volgende winter doen. (lacht) Zijn grote kwaliteit is een wedstrijd lang in hetzelfde patroon blijven schaatsen. Hij beheerst die techniek zó goed, hij kent nooit een minder moment. Je weet in welke tijd hij zal finishen. Zo zet hij grote druk op de tegenstander. Dat moet ik nog beter beheersen.
Om je voorbereiding op Sotchi te betalen, deed je een crowdfunding. Bart Veldkamp zei daarover in Humo dat jij Nederlander was geworden mocht dat niet gelukt zijn?
Neen, dat denk ik niet. Ik zou waarschijnlijk wel het Nederlands traject gevolgd hebben in een Nederlands team. Maar Nederlander worden, neen. Dan moet je elke week kwalificatiewedstrijden schaatsen om te mogen deelnemen aan belangrijke wedstrijden, want daar zijn zoveel goede schaatsers. Als Belg kan ik mij rustig voorbereiden. Nu, die crowdfunding was wel heel belangrijk. De oprichting van het team Stressless, waar ik drie jaar voor geschaatst heb, was een gevolg daarvan.
Die Noorse meubelfabrikant trok vorige winter wel de stekker uit het schaatsen. Met dezelfde sportieve kern werd Team Victorie opgericht, maar voorlopig zonder hoofdsponsor. Voel je dat?
Voor mij heeft dat niet zoveel gevolgen. Ik word financieel ondersteund door Bloso en het BOIC. Ik vind het vooral belangrijk dat ik weer voltijds kan samenwerken met Jelle Spruyt.
Is hij je belangrijkste klankbord?
Dat denk ik wel. Hij is meer dan een trainer voor mij. Al kan ik voor verschillende dingen bij verschillende mensen terecht. Mijn broer Maarten kent me waarschijnlijk best. Wij hebben altijd samen geskeelerd en geschaatst. Vorige winter is hij gestopt, maar ik kan altijd op hem rekenen. Hij weet wat te zeggen als ik voor een wedstrijd ga twijfelen. Ook bij mijn vriendin Annelyn kan ik altijd terecht.
“Je zal mij niet zien huilen mocht ik Olympisch kampioen worden.”
Hoezeer is sport emotie voor jou? Jij klinkt heel nuchter.
Dat klopt. Ik kan juichen na een overwinning, of ontgoocheld zijn na een nederlaag, maar lang duurt dat niet. Ik focus snel op het volgende doel. Je zal mij niet zien huilen mocht ik wereld- of Olympisch kampioen worden. Ik probeer sport zo wetenschappelijk mogelijk te benaderen. Dat heeft misschien te maken met mijn studies burgerlijk ingenieur. Wat ik leer, neem ik mee. Het vak aerodynamica bijvoorbeeld, ik wil weten waarom een schaatspak op een bepaalde manier ontworpen is. Al staan die studies tot na de Spelen wel op een lager pitje.
Het sportrapport van Bart Swings
Als kind was mijn idool …
Sven Nys. Zowel op als naast het veld.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Sven Nys. (lacht) En Tom Boonen. Een heel mooie atleet. Hij staat er als het moet, én hij kan relativeren.
Mijn mooiste sportmoment?
Vierde worden op de Spelen in Sotchi.
Mijn grootste ontgoocheling?
Het seizoen na die Spelen. Ik ben even een andere weg ingeslagen, heb wat nieuwe technieken geprobeerd, maar vond mijn draai niet. Daarna ben ik weer gaan samenwerken met Jelle Spruyt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier