Stéphane Demol worstelt met zijn toekomst: “Dit is geen leven voor iemand van 52”

BEERSEL – Stéphane Demol zit niet goed in zijn vel. Het thuis wachten op een club weegt hem zwaar. De held van Mexico 86 denkt zelfs aan een toekomst buiten het voetbal. In dit openhartig gesprek vertelt de 52-jarige Brabander over zijn jeugd en toekomst, over omkoping in het voetbal en die opmerkelijke vraag van Jean-Pierre Van Rossem.

We hebben afspraak in de schaduw van het Kasteel van Beersel, waar Demol al zijn hele leven woont. Hij windt er geen doekjes om. “Neen, het gaat niet zo goed met mij. Ik heb al twee jaar geen ploeg. Dat weegt. Ik loop de muren op thuis. Dit is geen leven voor iemand van 52 jaar, die vol adrenaline zit. Ik heb écht goesting om te werken. Ik heb aanbiedingen gekregen, hoor. Uit Cyprus en Griekenland: maar dat zijn geen stabiele landen op financieel vlak. Uit Qatar en de Emiraten ook: daar kon ik dan weer mijn assistenten niet meenemen. Het Midden-Oosten spreekt mij nochtans aan. Ik ben een avontuurlijk type.”
Dat laatste is een understatement. Hoewel hij Beersel nooit losliet, was Demol als speler én als trainer een globetrotter. De flamboyante verdediger verliet Anderlecht na vier mooie jaren voor een odyssee in Europa langs Bologna, Porto, Toulouse, Luik en Brugge, Braga, Panionios, Lugano en Toulon. Als trainer werkte hij onder andere in Griekenland, Cyprus en Thailand. Ook in België was hij enkele keren coach, met wisselend succes. Of hij ook een Belgische club zou overwegen? “Natuurlijk. Maar ik stel me nooit zelf kandidaat. Ik ga ervan uit dat de clubs mij wel kennen.”

Misschien moet je minder veeleisend zijn?

Dat kan. Of misschien moet ik eens zelf solliciteren. (zwijgt even) Ik heb mezelf voorgenomen om komende zomer de knoop door te hakken. Ofwel vind ik een club, ofwel doe ik iets anders, buiten het voetbal. Ik heb aanbiedingen gekregen. Die zijn interessant. Maar als ik dat doe, dan keer ik niet terug. Vandaar dat ik even afwacht. De passie voor voetbal is nog te groot.

Wat zou jij zonder het voetbal geworden zijn?

Ik was van plan handelsingenieur te studeren. Ik ben zelfs naar een infodag geweest van Solvay. Maar Paul Van Himst wou me toen bij de eerste ploeg van Anderlecht. Constant Vanden Stock legde een contract van vier jaar op tafel. Mijn vader zei neen. “Eén jaar krijgt hij, en als dat niet lukt, dan gaat hij naar de unief en op een lager niveau voetballen.” Ik vergeet nooit wat Constant toen zei. (met Brussels accent) Dat is hier de eerste achttienjarige die een contract van vier jaar weigert op Anderlecht. (lacht)

Was jij als kind geen supporter van Club?

Ja en neen. Ik begon het voetbal te volgen toen Club zijn succesvolle Happel-periode kende. Ik was fan, omdat dat de beste ploeg was. Plus: Vandereycken speelde daar. Hij was mijn voorbeeld. Maar toen Anderlecht mij op mijn veertiende weghaalde bij Drogenbos, ben ik paars geworden en dat gevoel is nooit verdwenen.

Die vier Anderlechtjaren, waren dat de mooiste in je carrière?

Dat denk ik wel. Of toch zeker dat jaar 1985-1986. Ik scoorde toen het beslissende doelpunt in de titelwedstrijd op Brugge. Eén maand later ben ik basisspeler op het WK en scoor ik opnieuw een beslissend doelpunt, in de verlengingen tegen de Sovjet-Unie. Maar dat jaar in Porto was even mooi: de titel, dertien doelpunten én uitgeroepen tot beste buitenlander. Dat was ongelooflijk. We wonnen eens met 1-0 van grote rivaal Benfica, voor 93.000 man. Ik scoorde dat ene doelpunt.

Jij bent zoals ik, zei Van Rossem,
wij vegen overal onze kloten aan

Jij had álles om een legende te worden, flair, klasse, een neus voor heroïsche doelpunten. Waarom is dat toch niet gelukt?

Ik had Porto niet mogen verlaten. Dat was de stomste beslissing. In Toulouse, een schitterende stad, daar niet van, liep het financieel fout. Ik ben daarna teruggekeerd naar België, naar Standard. Daar ben ik de passie en de ambitie verloren. Ik was amper 26, veel te vroeg dus. Ik was ook net mijn plek bij de nationale ploeg kwijt omdat ik wat lelijke dingen had gezegd over bondsvoorzitter Michel D’Hooghe. (zwijgt even) Wie ambitieus is, gaat na de wedstrijd iets eten en drinken en is de rest van de week bezig met zijn vak. Wie minder ambitieus wordt, gaat twee keer per week iets drinken, daarna drie keer, en dan loopt het fout.

Was er niemand die daarop wees?

Toch wel. Mijn vader. Paul Van Himst ook. (even stil) Ik heb spijt, ja. Naar België terugkeren, was een foute beslissing. Maar goed, dat is praat achteraf.

Waarom wou jij na je carrière trainer worden?

Dat was niet mijn eerste doel. Ik heb zelfs even als vertegenwoordiger in de horeca gewerkt. Maar dat lukte niet. Overal waar ik binnen kwam, werd ik aangesproken over Mexico. Ik kwam er niet aan toe om iets te verkopen. (lacht) Jean-Marie Pfaff overtuigde mij om terug te keren naar de voetbal. Hij had een ambitieus project voor ogen met Turnhout. Hij manager, ik trainer. Ambitie: eerste klasse halen binnen de twee jaar. We stonden het hele seizoen bovenaan, maar kregen uiteindelijk geen licentie. Een ongelooflijk verhaal. Maar dat seizoen was zó mooi. Ik heb daar de passie weer te pakken gekregen.

Heb jij ook andere passies?

O ja, veel zelfs. Lekker eten met vrienden, met een goed glas wijn, is één daarvan. Ik lees ook graag, maar doe dat veel te weinig. Ik volg ook de actualiteit, in binnen- en buitenland.

Is de politiek nooit op je pad gekomen?

Jawel, twee keer zelfs. Een eerste keer door Van Rossem. Ik speelde toen voor Cercle. Hij belde me thuis op. Kom op mijn lijst staan, zei hij. Waarom zou ik, vroeg ik. Omdat jij bent zoals ik, wij vegen overal onze kloten aan, was zijn antwoord. (lacht) Ik heb dus neen gezegd. Vele jaren later, toen ik assistent was bij Standard, ben ik eens gaan eten met Patrick Janssens. Laat op de avond bekende ik hem mijn voorkeur voor de linkse partijen. De ochtend nadien kreeg ik al telefoon van Johan Vande Lanotte. Je krijgt de eerste plaats in Beersel, zei hij. Oei, kalm, dacht ik. Dit gaat te vlug. Ik heb ook dat uiteindelijk niet gedaan. Ik ben op de voetbal enkele keren buitengesmeten omdat ik niet wou sjoemelen. Ik vreesde dat dat in de politiek net zo zou zijn.

Ik schrik niet van wat in België naar buiten komt. Matchfixing is een groot probleem

Spreek je over matchfixing?

Ja. (zwijgt even) Ik ben in Cyprus én in Griekenland eens ontslagen omdat ik niet wou meedoen. Ik kreeg het verzoek om een wedstrijd te verliezen. Ik heb dat geweigerd. Enkele weken later lag ik buiten. Wij stonden toen vierde of vijfde, hè. Een andere reden was er dus niet. Ik schrik niet van wat ook in België naar buiten komt. Matchfixing is een groot probleem, waar spelers, bestuurders, arbiters en journalisten bij betrokken zijn. En waarom? Omdat daarmee veel geld te verdienen valt. Zo simpel is dat.

Je hebt als Rode Duivel ook eens de vraag gekregen om een wedstrijd te verliezen.

Ik, en twee andere grote namen uit die tijd. We werden opgebeld en kregen één miljoen Belgische frank aangeboden. Dat was niet min voor die tijd.

Welke wedstrijd was dat?

Dat weet ik niet meer. (glimlacht) Neen, dat hoeft niet opnieuw opgerakeld te worden. We hebben alle drie geweigerd én we hebben die wedstrijd ook gewonnen. Voor mij is het eenvoudig: ik wil voor de spiegel kunnen staan. Ik wil mezelf kunnen aankijken. Ik heb misschien de naam een losbol te zijn, maar ik ben ook een eerlijk man.

Trainer worden van Anderlecht, is dat je ultieme droom?

Ja, maar je moet realistisch zijn. Ik zal eerst elders goed werk moeten leveren. Mijn grootste droom nu is telefoon krijgen van een ambitieuze club. En dan ben ik weer vertrokken.

SPORTRAPPORT

Als kind was mijn idool …

Johan Cruyff en René Vandereycken, naast grote staatsmannen zoals Gorbatsjov en Mitterand.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

Het nationaal hockeyteam. Wereldkampioen worden: dat is uitzonderlijk voor een Belgisch team.

Mijn mooiste sportmoment?

Scoren op Lokeren in mijn eerste titulariswedstrijd. Al zal niemand zich dat herinneren. (lacht)

Mijn grootste ontgoocheling?

Zuiver sportief: die goal van Platt in de 120ste minuut van België-Engeland (WK 1990, red.). Maar algemeen moet ik het tweede deel van mijn carrière noemen. Ik ben vooral daar ontgoocheld over.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier