Veerle Dejaeghere: “Ik sluit niet uit dat ik zelf nog kinderen krijg. Ik ga wel sowieso eentje adopteren.”
Veerle Dejaeghere is zonder twijfel één van de meest maatschappelijk geëngageerde atletes. Al wordt dat niet altijd in dank aanvaard. Als mensenrechten geschonden worden, springt zij op de barricaden. Dat wil ze ook volgend jaar doen in aanloop naar Rio. Want ja, de taaie West-Vlaamse is er opnieuw bij. Deze keer op de marathon. En dat op haar 42e. Een uitzonderlijke prestatie. Het worden de derde Spelen voor deze enthousiaste lerares Nederlands.
Na de mislukte campagne voor Londen 2012 gaf niemand een cent om de kansen van Veerle Dejaeghere op een derde Spelen, zijzelf inclusief. Dejaeghere bouwde haar pisteactiviteiten af, en nadat ze vorig seizoen voor het eerst in twaalf jaar de duimen moest leggen in de Crosscup, het nationaal veldloopcriterium, leek haar loopbaan definitief voorbij. Tot ze, bijna per abuis, de limieten voor de marathon in Rio onder ogen kreeg. Hoewel ze nooit een marathon liep, begon ze plots te dromen. “Ik hield van de Spelen. In Sydney (1.500 meter, red) en Peking (3.000 meter steeple, red) leefde ik wekenlang in een roes. Ik wou elke kans, hoe klein ook, grijpen om dat nog eens mee te maken.”
In september loopt Dejaeghere in Berlijn haar allereerste marathon in 2 uur, 31 minuten en 56 seconden: de zevende beste Belgische tijd ooit en ruim tien minuten onder de limiet. En dat op haar 42ste. Onvoorstelbaar. Wat ze gepakt heeft? “Atleten die pakken, hebben een korte carrière. Dat kan je van mij niet zeggen, hè.” Ze proest het uit.
Wat is jouw geheim dan?
Een taai lichaam. En het geluk dat geen trainer mij ooit uitgeperst heeft als een citroen. Je moet ook karakter hebben natuurlijk. Ik wil altijd de beste zijn. Als ik tweede word, zeggen mensen me: sjiek van je, en zeker op jouw leeftijd. Dat háát ik. Ja, ik ben 42, en dat kan je zien als ik maandag de trap afkom (lacht). Maar als ik loop, wil ik winnen. Vorig jaar was ik tweede in de Crosscup. Ik heb meteen mijn afscheid aangekondigd. Ik wou niet nog een jaar tweede zijn. Maar ik ben op mijn beslissing moeten terugkomen. De Crosscup past in mijn voorbereiding op de Spelen.
Jij geeft voltijds les, je zetelt in de gemeenteraad van Ardooie voor Groen. Ga je iets opgeven met het oog op de Spelen?
Nee, dat ben ik niet van plan. Ik blijf in de eerste plaats juffrouw. Het klinkt misschien als een strever, maar ik wil ook op dat vlak de beste zijn (lacht). Ik zou mijn kinderen niet nog eens kunnen achterlaten. In 2000 heb ik het gedaan om prof te worden, maar toen was ik zoveel jonger. Op het einde van het schooljaar zal het wel zwaar zijn met de examens en de rapporten. In diezelfde periode begint ook mijn trainingsopbouw voor Rio. Ik zal me goed moeten organiseren. En hopen dat mijn ouders helpen met het huishouden.
En de politiek?
Dat valt wel mee: één vergadering en één gemeenteraad per maand. Je vergeet trouwens dat ik ook in 11.11.11 zit en één dag per maand onze Oxfam Wereldwinkel open hou (lacht).
“Een profatleet is alleen met zichzelf bezig. Ik heb het daar moeilijk mee.”
Vrees je niet dat je zo je kansen op een sterke prestatie in Rio vergooit? Niemand verwacht toch dat je dat allemaal blijft doen?
Mijn moeder vroeg dat ook (lacht). Kijk, ik zie het als een erezaak al die engagementen na te komen. Ik zou me niet goed voelen mocht ik geen twee uur per maand voor een goed doel kunnen werken. Een profatleet is alleen met zichzelf bezig. Ik heb het daar moeilijk mee. Let op: ik ga niet als toerist naar Rio. Een medaille is niet mogelijk, maar ik wil mezelf wel een streefdoel opleggen. Voordien zal ik wel geen marathon meer lopen. Dat zou niet te combineren zijn.
Jij geeft les aan anderstalige kinderen. Is dat zwaar?
Het vraagt veel energie. Het is geen seconde stil in mijn klas. Altijd is er wel iemand aan het babbelen (lacht). Ik geef Nederlands aan kinderen van 5 tot 12 jaar. Anderhalf uur per dag pluk ik hen uit hun gewone klasje. (enthousiast) Maar ik krijg ongelooflijk veel terug. Onlangs zei eentje mij: in onze cultuur knuffelen wij nooit, maar ik zou jou zo graag omhelzen om je te bedanken. Sinds enkele weken zitten twee jongens uit Irak en één meisje uit Syrië in de klas. Zij is hierheen gevlucht met haar oom. Je voelde dat ze bang was in het begin. Tot ze andere kinderen Arabisch hoorde praten. Dan fleurde ze op. Het is ook mijn job voor hen een luisterend oor te zijn. Om 16 uur ben ik vaak echt ‘op’, maar ik zou hen niet meer kunnen missen (glimlacht).
Is lopen voor jou dan een uitlaatklep?
(knikt) Dat kan ik de stress afwerpen. Lopen inspireert me ook tot nieuwe ideeën.
Kan jij zelf Arabisch?
Ik ken wat woorden, maar het is moeilijk. Ik moet eigenlijk alles met handen en voeten uitleggen. En blijkbaar heb ik die gewoonte in het dagelijkse leven overgenomen (lacht).
Snap jij dat zoveel mensen kritiek hebben dat we hier vluchtelingen opvangen?
Absoluut niet. Die vluchtelingen willen ook alleen maar gelukkig zijn en kansen geven aan hun kinderen. Die mensen zijn echt gemotiveerd om het hier te maken. Ik kan het weten. Ik vind het wel jammer dat zij niet meteen mogen werken. Velen van hen willen dat écht. (feller) Ik hoor ook vaak mensen zeggen: die vreemdelingen dit en dat. Ik kan me echt kwaad maken daarover. Waarom klagen? Is het zo erg om een klein stukje van onze weelde af te staan aan mensen die niets hebben? (blaast) Jongens, toch.
Wordt dat aanvaard in de sport, iemand die aan politiek doet?
Dat ligt moeilijk. In aanloop naar de Spelen in Peking voerde ik met Amnesty International actie tegen de schending van de mensenrechten daar. Kim Gevaert deed ook mee. Wij zijn toen op het BOIC geroepen. Zij waren daar niet zo gelukkig mee. Het BOIC vreesde dat bijvoorbeeld de Belgische turners benadeeld zouden worden door de Chinezen in de jury.
Een terechte vrees?
Dat is een moeilijk punt. (denkt na) Kijk: wij, atleten, krijgen een forum in de media. Ik vind dat we dat moeten gebruiken om ernstige wantoestanden aan te kaarten. Wie zal het anders doen? De gewone Chinezen hadden dat forum niet. (feller) Allé, zij werden uit hun huizen gezet omdat er stadions moesten gebouwd worden. Dat kan toch niet? Ik heb daarover serieus gediscussieerd met Ulla Werbrouck. ‘Denk je echt dat de Chinezen zullen veranderen omdat jij wat lawaai maakt’, zei ze. Natuurlijk weet ik dat dat niet het geval is. Maar wie niets doet, zal óók niets veranderen. Ik hoor trouwens dat ook in Rio mensen hun huis uit gegooid worden.
Zal je opnieuw lawaai maken?
Als Amnesty aanklopt, dan doe ik zeker mee. Ik vind dat mijn plicht.
Voor de start van elke loop maak jij een kruisteken. Ben jij zo gelovig?
Ja, toch wel. Ik geloof ondanks alles echt in de goedheid van de mens. Als iemand iets doet voor een ander zonder iets terug te willen, dan zie ik daarin God.
Jij spreekt met zoveel liefde over kinderen, maar zelf heb je er geen. Is dat een bewuste keuze?
Ik heb nooit het geschikte moment gevonden. Ik ga wel een weeskindje uit Guinee adopteren. Toen ik 40 was, heb ik die procedure ingezet. Mijn attest heb ik nu beet. (denkt na) Ik sluit niet uit dat ik zelf nog kinderen krijg. Ik heb mijn lichaam altijd goed verzorgd. Ik neem een voorbeeld aan Wendy Van Wanten: zij was 47 jaar. Ik ben intussen wel weer single. Maar misschien is er wel een mannelijke lezer geïnteresseerd in een sympathieke vrouw? (lacht luid)
Het sportrapport van Veerle Dejaeghere
Als kind was mijn idool …
De atletes Annemarie Danneels en Sonia O’Sullivan.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Vincent Kompany. Hij geeft mensen weer dat België-gevoel.
Mijn mooiste sportmoment?
De Spelen in Sydney in 2000. Dat ik die limiet zou lopen, had al niemand verwacht. En ter plekke was ik de enige Belg die de reeksen overleefde.
Mijn grootste ontgoocheling?
Het mislopen van een ticket voor Athene 2004. Ik heb de limiet één keer gelopen, terwijl dat twee keer moest.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier