Vice-Europees kampioene badminton Lianne Tan: “Ik maak het mezelf moeilijk”
Ze is een ‘dream chaser’, lees je op haar Instagram. En die droom is tweevoudig, vertelt ze ons. Tandarts worden, en zo in de voetsporen van haar vader treden: dat is wat ze later wil doen. En die tweede droom, die is voor deze zomer: schitteren op de Olympische Spelen in Rio. Lianne Tan, 25 lentes jong, speelt badminton. Ze is meervoudig Belgisch kampioene, vice-Europees kampioene en de enige landgenote ooit die deze sport beoefende op de Spelen.
Lianne Tan woont bij haar ouders in het Limburgse Bilzen. Hoewel, je zal er haar niet vaak treffen. In de week studeert ze tandheelkunde in Nijmegen, in het weekend speelt ze badminton, ofwel in Aix-en-Provence, de Franse club waar ze bij aangesloten is, ofwel op een individueel tornooi. Een zware combinatie, beseft ze. “Ik denk dat ik de enige ben op internationaal niveau die badminton en studie combineert. Ik heb het niet altijd gedaan. Na mijn middelbaar heb ik vier jaar voltijds badminton gespeeld. Tot de Spelen van Londen (Tan werd er in de poules uitgeschakeld, red). Dan wou ik studeren. Heel bewust. Je hebt iets nodig naast je sport. Ik heb dat altijd goed beseft. Je kan niet leven van badminton alleen. Ik wou niet langer wachten.”
Je noemt Rio naast tandarts worden je grote droom. Maak je het jezelf niet heel moeilijk zo?
Dat klopt. Dit is niet ideaal als voorbereiding. En ik weet ook niet of dit de beste keuze zal blijken. Ik heb erover nagedacht om dit jaar mijn studies on hold te zetten, maar het uiteindelijk niet gedaan. Ik had het al heel lastig om na vier jaar weer die draad van het studeren op te pikken. Ik wou niet nog eens een jaar stoppen. Je moet ook realistisch zijn: ik denk niet dat ik in Rio een medaille kan halen.
Waarom studeer je in Nederland?
Mijn oudere zus en broer studeren er ook, geneeskunde in Maastricht. Het onderwijs is er anders: meer praktijkgericht, zeker de eerste jaren. Dat is fijn. Je weet snel of je je opleiding leuk vindt. In België heb je meer theorie. En je moet hier ook een ingangsexamen afleggen met wiskunde, fysica en chemie. Als je zoals ik vier jaar geen boeken meer gelezen hebt, kan je dat niet meer.
Kan je er in goede omstandigheden trainen?
Nu wel. In het begin was het lastig. Ik heb twee jaar moeten zoeken naar de juiste balans. Het nadeel van veel praktijk te hebben, is dat je minder tijd hebt om te trainen. Je voelt dat aan je niveau. Sinds vorig jaar is dat wel verbeterd. Ik kan al eens een theorieles missen en vooral, ik heb er eindelijk goede sparringpartners gevonden: ik train er met de meisjes van de Nederlandse nationale ploeg.
Hoe is de omkadering in België voor badminton?
Die is best goed. Ik ben aangesloten bij Adeps, de Franstalige federatie. Ik heb er een minimumcontract. Oké, je verdient misschien weinig in vergelijking met andere sporten, maar ik wil niet klagen. De federatie steunt mij in alles wat ik doe. Het grootste probleem is dat ik mijn trainer Frederic Mawet, die ook de nationale ploeg traint, niet vaak zie.
“Zonder de financiële steun van mijn ouders zou ik hier niet staan.”
Als je de federatie één tip mag geven, welke zou die dan zijn?
(denkt na) Je merkt dat veel spelers afhaken eens ze achttien zijn. Dan gaan ze studeren. Dat is ook normaal, want je hebt weinig perspectief in badminton. Daar zou je iets aan moeten doen. Zonder de financiële steun van mijn ouders zou ik hier niet staan. Kijk naar Yuhan (haar broer, Belgisch kampioen en ook in de running voor Rio, red): Bloso wil hem niet eens contract geven. Hij verdient helemaal niets.
Waarom stapt hij niet over naar de Franstalige federatie?
Dat weet ik niet. Ik heb hem dat ook al gevraagd. Hij zal zich op andere vlakken wel goed ondersteund voelen, zeker?
Met welke ambitie ga jij naar Rio?
Dat is een moeilijke vraag om nu al te beantwoorden. Pas in mei kan ik zeker zijn over mijn kwalificatie. Nu, een medaille wordt echt heel lastig. Je moet eerst hopen dat je tegen één van de lagere reekshoofden uitkomt in de poules. Dan moet ik misschien iets kunnen.
Jij bent vice-Europees kampioene, maar wel pas 67e op de wereldranglijst. Wat mis jij om wereldtop te zijn?
Kracht. Daar werk ik hard aan. En snelheid. Ik heb het moeilijk om het een hele wedstrijd vol te houden tegen de toppers. Mentaal zit het wel goed. Dat is een groot verschil met vroeger, en dat is dankzij mijn studie, denk ik. Het is een verrijking om naast je sport met iets anders bezig te zijn. Je kan een achterstand of een nederlaag beter relativeren. Ik speel met minder stress nu.
In de top-twintig staan amper twee niet-Aziaten. Hoe verklaar je die dominantie? Zit dat in de genen?
Nee, dat denk ik niet. Badminton is gewoon heel bekend in Azië. In Europa zit iedereen op de fiets, daar speelt iedereen badminton. En hoe meer spelers je hebt, hoe groter de kans op toppers.
Jij hebt ook Aziatische roots.
Dat klopt. Mijn vader is in Indonesië geboren. Hij kwam in België tandarts studeren en leerde hier mijn moeder kennen. Zij is van Bilzen. Dat heeft wel in mijn voordeel gespeeld. Wij gingen er elke zomer op vakantie, en ik kon er goed trainen. Het is dankzij mijn vader dat ik badminton speel. Hij was ook goed, maar mocht van zijn ouders niet verder doen. Hij moest studeren. Badminton is echt dé nationale sport in Indonesië. Iedereen speelt dat daar. Het is ook de enige sport waar zij echt in uitblinken. Je kan er in ideale omstandigheden trainen: je vindt er overal indoorzalen en vooral: badmintonlijnen. In België moet je daar al goed naar zoeken. Wat ook een groot verschil is: je kan er variatie aanbrengen in je sparringpartners. Als ik mij kan kwalificeren voor Rio, ben ik van plan daar enkele weken op stage te gaan. Puur om wedstrijdritme op te doen. In België kan ik alleen met mijn broer spelen, en dat is geen voordeel. Al is het dat nog minder voor hem.
Wie wint er?
Hij. (lacht luid) Mannen zijn veel sneller en krachtiger.
“Ik ben iemand die heel erg in het nu leeft.”
Je broer heeft aangekondigd na de Spelen te stoppen op internationaal niveau. Is dat geen nadeel voor jou?
Mja, dat weet ik niet. Ik zal hem natuurlijk missen op tornooien, maar het is niet zo dat wij nog veel samen trainden de laatste jaren. Ik ben nog zelden in België. Vroeger waren wij echt onafscheidelijk, zeker in aanloop naar de Spelen in Londen. Dat vond ik wel fijn. Wij schieten heel goed op met elkaar. Hij kon me veel bijbrengen: vooral tactisch en mentaal. Nu, als hij hier in de buurt blijft wonen, veronderstel ik dat hij wel nog zal willen trainen met mij.
Hoe zie jij jouw toekomst?
Ik zit nu in mijn vierde jaar en heb nog twee jaar te gaan. Tot zolang wil ik ook internationaal blijven badmintonnen. En dan, tja. (blaast) Ik zal er dan 28 zijn. Dan zou je fysiek op je best moeten zijn.
Je weet waar de Spelen in 2020 plaatsvinden?
(enthousiast) In Tokio, Japan. Waar badminton ook heel populair is. Maar goed, wie weet wat er tegen dan nog allemaal gebeurt. Ik ben daar echt nog niet mee bezig. Ik ben iemand die heel erg in het nu leeft. Ik ben vreselijk in dingen plannen. Als iemand mij vraagt of ik de week nadien iets mee kan gaan eten, moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik weet dat niet. Het is eigenlijk onwaarschijnlijk dat onze afspraak zo vlot gelukt is. (lacht luid)
Het Sportrapport van Lianne Tan
Als kind was mijn idool …
Mia Audina, een Indonesische badmintonster.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Jean-Michel Saive. En tot voor de dopingzaak ook Maria Sharapova. Ik vind haar vooral op Instagram heel leuk.
Mijn mooiste sportmoment?
Zilver op de Europese Spelen in Bakoe vorig jaar. Dat was zo onverwacht.
Mijn grootste ontgoocheling?
Het EK in 2012. Ik lag er snel uit, en dacht dat ik de kwalificatie voor de Spelen in Londen vergooid had. Uiteindelijk werd ik toch opgevist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier