Tia Hellebaut: “Wij hebben zware armoede gekend”
Haar levensverhaal leest als een sprookje. Door haar vader in de steek gelaten, in armoede opgegroeid, altijd blijven knokken, even ‘ontspoord’ aan de hogeschool, maar vervolgens alles opgegeven met dat ene doel voor ogen. En daarin slagen. Olympisch goud. We schrijven Peking, 2008. Tia Hellebaut springt over 2.05 meter en duikt de annalen van de sportgeschiedenis in. Van een happy end gesproken.
“Het moet al tegen de ochtend geweest zijn. Wim (Vandeven, haar man en coach/kinesist, red) en ik hadden net champagne gedronken in het hotel waar mijn ouders sliepen. Ik ben alleen teruggekeerd naar het Olympisch dorp. Eenmaal in mijn kamer ben ik nog een uur wakker op mijn bed gaan zitten. Even alles laten bezinken. Heel sereen. Met mijn medaille in mijn handen. Ik weet niet meer of ik nuchter was. Misschien niet. Je zit sowieso in een roes. Ik had net goud gehaald. Dan heb je als atlete bereikt waar je van droomt. Dan weet je waarom je elke dag je grenzen verlegt. Iets bereiken in het leven geeft een fijn gevoel. Die medaille heeft ook mijn zelfvertrouwen een boost gegeven. Ik was voordien timide en teruggetrokken.”
Heb jij veel moeten opgeven voor je sport?
In het begin niet. Ik ben enkele jaren ‘ontspoord’ toen ik aan de hogeschool Chemie studeerde. Ik ging graag op stap, trainde amper twee keer per week, stond enkele kilo’s te zwaar. Ik leefde helemaal niet als een topsporter. Maar in 1999, ik studeerde net af, eindigde ik zesde op de zevenkamp op het EK beloften in Göteborg. Toen heb ik in eigen boezem gekeken. Ik zei tegen mezelf: verdorie, je heb meer talent dan je denkt. Ik heb de knop omgedraaid en alles op mijn sportcarrière gezet. Echt álles. Ik heb dat nooit als een opoffering gezien, maar als een uitdaging.
“Het goud in Peking was natuurlijk het allermooiste”
Heb je alles uit je carrière gehaald?
Dat denk ik wel. Misschien zelfs meer dan iemand ooit mogelijk achtte. Het goud in Peking was natuurlijk het allermooiste. Al was mijn eerste goud op het EK in 2006 ook heel speciaal. Ik trok naar Peking met de ambitie het Belgisch record te verbreken, dat lag toen op 2.03 meter. Natuurlijk droom je ook van een medaille, maar ik heb mezelf nooit verloren in mijn tegenstanders. Ik zette altijd een persoonlijk doel voorop. Ik keek ook nooit naar hun sprongen, om niet onder de indruk te geraken. Behalve naar de laatste sprong van Vlasic. Op dat moment kan je niet anders.
Had jij nog hoger kunnen springen die dag?
(twijfelt) Ik denk het niet. Potentieel zou ik 2.07 meter waarschijnlijk wel aangekund hebben. Maar die 2.05 meter zorgde al voor zo’n mentale ontlading. Ik kreeg ook een kleine kramp in mijn kuit. Verder doen zou eigenlijk uit den boze geweest zijn.
Had jij in Londen in 2012 je tweede Olympische medaille gepakt als je eind 2008 niet voor een goed jaar gestopt was?
Die kans bestaat. Anderzijds was mijn lichaam in 2008 gewoon op. Stel dat ik niet was gestopt, weet ik ook niet of ik me nog vier jaar mentaal had kunnen oppeppen. Of misschien kreeg ik dan wel af te rekenen met blessures. Nu, op het moment zelf was ik ervan overtuigd dat een medaille mogelijk was. Ik was ontgoocheld dat ik geen 2 meter sprong. (zwijgt even) Maar ik was vooral ontgoocheld in de media. Hellebaut faalt, schreven zij. Terwijl ik net vijfde was geworden op de Spelen. En dat na een voorbereiding die lang niet zo ideaal was als die voor Peking. Ik had twee kinderen die slecht sliepen. Dat helpt niet.
Waarom verkoos je op je 21e een onzekere sportcarrière boven een job met financiële zekerheid? Je had dat diploma Chemie op zak.
Ik wou mezelf challengen, dat is altijd mijn grote drijfveer geweest: zien wat mijn potentieel is. Ik zou later nog lang genoeg in een labo kunnen werken. Geld is nooit een drijfveer geweest. Ik kom uit een gezin waar niets was. Mijn mama heeft mijn broer en ik alleen moeten opvoeden. Dat was niet gemakkelijk. Zij werkte voltijds bij het OCMW en ging ’s avonds zelfs nog bijklussen. (stil) Toch hebben we zware armoede gekend. Ik herinner me dat wij op het einde van de maand vaak boterhammetjes moesten vragen aan klasgenootjes. Maar ik heb niet het gevoel dat ik daar echt van afgezien heb. Ik wist niet beter. En ik heb eruit geleerd dat je met weinig ook gelukkig kunt zijn. Wij hadden een barakske in de tuin waar we in leefden. We speelden de hele dag buiten. Een televisie hadden we niet. Dat heeft geduurd tot ik een jaar of elf was. Dan is mijn stiefvader erbij gekomen. Hij heeft gezorgd voor een stabiele situatie.
Jij bent geboren als Van Haver. Waarom heb je je familienaam laten veranderen?
Onze stiefvader heeft ons geadopteerd. Onze echte vader is nooit in ons leven geweest.
Ken je hem?
Toen we ouder waren, werden we wel nieuwsgierig naar wie hij is, maar op wat losse contacten na is er nooit een band geweest. Wij zijn ook ons eigen leven beginnen uitbouwen.
Heeft die jeugd jouw doorzettersmentaliteit gevormd?
Misschien. Al moet dat ook in je zitten. Mijn broer heeft niet diezelfde ambitieuze drive. Terwijl we dezelfde opvoeding gekregen hebben.
Hoe ben jij met atletiek in aanraking gekomen?
Dankzij een boekje in de bibliotheek. Ik heb het trouwens nog altijd thuis liggen (lacht). Dat was een soort atletiek voor dummies. Het is wel vreemd dat ik daar geboeid door was, niemand in de familie had diezelfde interesse. Nog voor ik aangesloten was bij een club, had ik in de tuin een hoogspringstand gemaakt met twee bamboestokken en een ijzerdraad. Ik was een jaar of elf toen ik de klassieke scholenveldloop won. Die avond kwam ik thuis en heb ik gezegd dat ik aan atletiek wou doen.
“Ik zou graag iets met kinderen doen. Hen aan het sporten krijgen. Dat vind ik zo belangrijk.”
Na je carrière was jij de gedoodverfde opvolger van Wilfried Meert als organisator van de Memorial Van Damme. Waarom gaat dat niet door?
Als je drie kleine kinderen hebt en je man zit vaak in het buitenland, moet je knopen doorhakken. Ik weet nu wat Wilfried allemaal doet, en dat zou voor mij niet te combineren zijn. Mensen zeggen me steeds dat je moet genieten van je kinderen als ze klein zijn. Wel, dat ga ik nu doen. Dat wil niet zeggen dat ik niet meer ga werken. Ik zou freelance nog een en ander willen doen. Graag iets met kinderen. Hen aan het sporten krijgen. Dat vind ik zo belangrijk.
Hoe komt het dat zo weinig Belgen in jouw gouden voetsporen treden?
De infrastructuur is een groot probleem, zeker voor de atletiek. Alleen in Gent kan je fatsoenlijk trainen. Maar je moet eens op een doordeweekse dag die verplaatsing maken vanuit Hasselt. Dat is een ramp. Nu, het heeft in de eerste plaats te maken met mentaliteit. Ik woonde in Sint-Job-in-‘t-Goor, en ben op mijn eentje verhuisd naar Hasselt om beter te kunnen trainen. Hoeveel sporters zouden dat doen? In Nederland is dat wel de gewoonte. Wij zijn van nature uit veel minder ondernemend. Als we op een EK staan, zijn we al tevreden.
Hoe kunnen wij onze atleten meer motiveren?
Dat is moeilijk. Je moet opletten dat je je atleten niet te veel pampert. Nu, het verloningssysteem van Bloso kan beter. Ik verdiende als Olympisch kampioene met een hogeschooldiploma minder dan een reserve van de 4×100 meter aflossing die een universitair diploma op zak had. Ik vind dat vreemd. Die verloning zou meer resultaatgericht moeten zijn. Je kan sporters bijvoorbeeld 1.300 euro geven in plaats van 1.500 euro en meer bonussen uitreiken als ze goed presteren.
Het sportrapport van Tia Hellebaut
Als kind was mijn idool …
Ik keek op naar Ingrid Berghmans. Ik herkende wat van mezelf in haar verhaal.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Mag ik den Beerschot zeggen? Gezakt naar provinciale door financiële problemen, maar nu op een gezonde manier aan de weg terug aan het timmeren. Chapeau.
Mijn mooiste sportmoment?
Olympisch goud in Peking in 2008.
Mijn grootste ontgoocheling?
De finale van het WK in Osaka in 2007. Dat was niet goed, maar dat had te maken met een moeilijke voorbereiding door een blessure.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier