Peter Van Asbroeck is trots op zijn twee oldtimers: “Mooie herinneringen aan uitstapjes naar Autosalon”
Peter Van Asbroeck houdt van mooie wagens. Maar zijn liefde gaat verder dan dat. “Eigenlijk hou ik van alles met een verbrandingsmotor”, lacht hij. “Naast een rijbewijs, heb ik ook een vliegbrevet en ben ik dus piloot.” In zijn garage staan bovendien ook twee prachtige oldtimers.
“Ik hou van iconische auto’s. Een van mijn twee oldtimers is een Citroën 2PK AZU400. Dat lijkt echt op de fourgonnette van de bakker, een iconische, geribbelde doos die iedereen herkent”, opent Peter Van Asbroeck ons gesprek. “Mijn andere oldtimer is een Studebaker Golden Hawk. Studebaker was een Amerikaans merk dat gemaakt werd tot de jaren 60. In Amerika had je in die periode een hele reeks iconische merken: Cadillac, Chevrolet, Dodge… En ook de Studebaker. Op een bepaald moment zijn onder andere Cadillac en Chevrolet opgegaan in General Motors en hebben ze de andere merken echt weggeconcurreerd. Studebaker is toen nog samengegaan met Packard maar het mocht niet meer baten en het merk is uiteindelijk verloren gegaan. Studebaker maakte in de jaren 60 nog de Avanti, een soort futuristische auto, ontworpen door de Amerikaanse designer Raymond Loewy. Diezelfde Loewy ontwierp ook het colaflesje. Prachtig toch?!”
Rijd je ook vaak met je oldtimers of staan ze meestal stil?
“Ik rijd ook met een Mini Cooper Works, maar het is niet zo dat de oldtimers vooral stilstaan. Zeggen dat ik een daily driver ben, zou wat overdreven zijn, maar veel scheelt het toch niet. Door de lage-emissiezones kan ik niet meer naar de stad rijden, maar dat doe ik sowieso zelden. Steden zijn niet autovriendelijk meer, dus ik zal daarvoor eerder het openbaar vervoer gebruiken. Al zorgt dat toch vaak voor gevloek. In Nederland kan je de klok rond vanuit ieder dorp naar de kernsteden rijden, maar in België is dat een heel ander verhaal. Als je laat aankomt op de luchthaven in Zaventem is het quasi onmogelijk om nog in Antwerpen te raken. De enige trein die dan nog rijdt, is er eentje die je in Mechelen afzet. Dat zou toch echt wel mogen verbeteren, want om die reden zal ik toch weer vaker naar de wagen teruggrijpen. Ook als je naar een voorstelling of optreden gaat, ben je om die reden haast verplicht om met de auto te gaan.”
Vanwaar komt je liefde voor auto’s?
“Mijn liefde voor auto’s heb ik zeker van thuis uit meegekregen. Mijn vader was ook een liefhebber. Thuis hadden we vroeger een Lambretta waar ik zowat mijn hele jeugd aan heb liggen sleutelen. Zonder resultaat overigens. (lacht) Daarnaast was het bij ons ook een jaarlijkse traditie om samen naar het Autosalon in Brussel te gaan. Dat zijn momenten die ik enorm koester. Ik heb ongelofelijk mooie herinneringen aan die uitstapjes naar het Autosalon. De laatste jaren trekt mij dat heel wat minder aan, omdat het autolandschap toch serieus veranderd is. Vroeger had elk merk zijn eigen, specifieke kenmerken. Intussen is alles jammer genoeg eenheidsworst geworden. Vroeger ging je naar het Autosalon om naar de Amerikaanse merken te gaan kijken en naar de Europese, en dat was een wereld van verschil. Een Citroën kon je ook helemaal niet met een Renault vergelijken. Nu lijken alle auto’s meer en meer op elkaar en dat is ook niet verwonderlijk, want ze worden door dezelfde designbureaus en ingenieurs in elkaar gestoken. De enige uitzondering hierop zijn de luxueuze merken, zoals bijvoorbeeld Rolls-Royce. Dat soort topmerken onderscheidt zich nog van de rest door onder andere hoe ze comfort benaderen. Maar al bij al zijn er nog weinig merken die echt boven de andere uitsteken.”
Zijn er nog dingen veranderd in het autolandschap?
“Zeker. Neem nu de motoren. Vroeger had elke auto een eigen specifiek geluid en kon je perfect zeggen welke auto de straat in kwam rijden. Denk maar aan een 2PK, dat heel specifieke geluid maakte deel uit van de beleving van het rijden. De moderne auto’s daarentegen klinken quasi allemaal hetzelfde. Ik ben intussen ook al wat ouder geworden (lacht) en dat maakt dat ik soms toch wel met nostalgie naar het verleden terugkijk. Het autorijden is nu heel vaak functioneel, terwijl het vroeger een beleving was. Toen ik kind was, woonden we in Meise – toen nog een landelijk dorp – en reed mijn vader met een VW Kever. Indertijd had je aan die auto’s een opstapje naast de deur. Als we dan ergens naartoe gingen, sprong ik als kind vaak op dat opstapje en reed ik hangend aan de auto mee. Of als het sneeuwde, dan trok de auto makkelijk tien sleetjes met kinderen verder. Dat kan nu allemaal uiteraard niet meer en als je ziet hoe het verkeer geëvolueerd is, is dat maar goed ook. Dat neemt echter niet weg dat het prachtige momenten waren om als kind mee te maken. Die nostalgie en romantiek koester ik echt.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier